Loading

Hardware bedienersinterface

Inleiding

De operator kan met bepaalde printeronderdelen communiceren om te printen, de printer te onderhouden en te bedienen, en de toestand van de printer te controleren. In dit gedeelte worden de functies van deze onderdelen uiteengezet.

Printerhardware

Onderdelen interface voor de operator

Tabel 1. Onderdelen hardware-interface

Onderdeel

Functie

1) Netspanningsschakelaar

Aan-/uitzetten van de printer Zie ook 10) Behuizing vacuümpomp, ook voorzien van een voedingsschakelaar

2) Noodstopknoppen

Met noodstopknoppen worden alle bewegingen en gevaarlijke systemen gestopt. Er zijn drie noodstopknoppen – één aan beide uiteinden van de balk (lange rode strook) en één bij het bedieningspaneel.

3) Wagen

Verplaatst de printkoppen.

4) Static Suppression-systeem

Vermindert statische elektriciteit op het materiaal. Hierdoor is er minder nevelvorming op het afgedrukte beeld.

5) Registratiepennen

Gebruikt om het materiaal vast te zetten.

6) Uv-lampen

Voor het uitharden van de inkt.

7) Vacuümmeter

Geeft het vacuümniveau aan waarmee het materiaal op de tafel wordt vastgehouden.

8) Knop Printen starten

Starten van de printopdracht.

9) Station automatisch onderhoud

Reinigt de printkoppen automatisch.

10) Behuizing vacuümpomp

Bevat de drie vacuümpompen en onderdrukt het geluid ervan. De voedingsschakelaar van de pompbehuizing moet zijn ingeschakeld, anders werkt de printer niet.

11) Inktcompartiment

Bevat inktzakken en koelmiddelreservoir.

12) Inktfilters

De inktfilters bevinden zich achter een deur onder de inkthouders. De filters verwijderen ongewenste zwevende deeltjes uit de inkt.

(13) Koelmiddelreservoir

Zorgt voor de koelvloeistof om de inkt in de printkoppen op de juiste temperatuur te houden.

(14) Pedalen

Schakelen het vacuüm in/uit. Kunnen ook worden gebruikt om de uitlijnpennen omhoog of omlaag te bewegen.