Loading

Printen op rolmateriaal

Inleiding

Om een RMO-beeld te printen, moet er materiaal zijn geplaatst en moet de RMO geïnitialiseerd zijn. Gebruik de Printopdracht-module en de Roll Media Manager om de printopdracht voor te bereiden en te starten.

Printen op transparant materiaal (voor achterverlichting)

Als uw rolmateriaal transparant of ondoorzichtig is en u het gaat gebruiken om het beeld van achter te belichten, en als u de dichtheid wilt vergroten, dan stelt u de modus Kwaliteit in in ProductionHouse. Klik vervolgens in het menu Printopdracht op de kwaliteitsparameter en selecteer Kwaliteit-dichtheid voordat u de opdracht initialiseert. In deze modus wordt de inktdichtheid voor het beeld tijdens het printen vergroot, waardoor de afbeelding er beter uitziet als deze van achter verlicht wordt.

BELANGRIJK

De rode noodstopknoppen stoppen NIET het materiaaltransport als u op rolmateriaal print: alleen de bewegingen van de balk en wagen worden stopgezet. Als u een situatie tegenkomt waarbij het rolmateriaal continu wordt doorgevoerd zonder inbreng van de operator, is de enige oplossing de voedingsschakelaar van de printer uit te schakelen.

Procedure

  1. Klik op het Rol-pictogram in de menubalk van de module Regeling printopdrachten om de RMO-printwachtrij uit te schakelen (hiermee kunt u de materiaalparameters controleren voordat de opdracht daadwerkelijk wordt geprint, als de opdracht niet de status Onderbroken heeft gekregen toen deze werd gemaakt in Onyx ProductionHouse).
  2. Verplaats in de module 'Regeling printopdrachten' een printopdracht vanuit de ONYX Workflow-software.
  3. Klik op het Roll Manager-pictogram om het dialoogvenster Roll Media Manager te openen.
  4. Voer de materiaalbreedte in voor het rolmateriaal dat u hebt geplaatst.
  5. OPMERKING

    Als de ingevoerde materiaalbreedte minder bedraagt dan 1067 mm (3,5 ft), past de standaard nozzlecontrole niet op het materiaal.

    Nozzlecontroleprint: 1067 x 107,5 (3,5 x 0,35 ft)

    Controleer of de rest van de weergegeven materiaalparameters overeenkomen met het specifieke materiaal dat u hebt geplaatst.
  6. U kunt een nieuw materiaal aanmaken of een bestaand materiaal aanpassen door de parameterwaarden te wijzigen en het materiaal vervolgens onder een nieuwe naam op te slaan. Als u een nieuw materiaal aanmaakt, worden de huidige waarden als standaard genomen en wordt er automatisch een uniek materiaal aangemaakt op basis van de bestaande naam.
    OPMERKING

    Eventuele gewijzigde parameters in het dialoogvenster worden toegepast op de volgende rolopdracht, ook als de wijziging niet is opgeslagen. Op deze manier kunnen parameters tijdelijk worden gewijzigd zonder de noodzaak het materiaal in kwestie op te slaan.

  7. OPMERKING

    Er bevindt zich altijd ten minste één materiaal in de lijst genaamd Standaardmateriaal. Dit kan niet worden verwijderd, maar als u het wilt gebruiken, kunt u de parameters veranderen. Als u ervoor kiest het te verwijderen, worden de parameters teruggezet op hun oorspronkelijke waarden, maar staat het onderdeel nog steeds in de lijst.

    Selecteer de materiaalspanning
  8. Selecteer de correctiefactor bij materiaaldoorvoer
    OPMERKING

    Laat deze staan op 50 tenzij u lichte of donkere streepvorming ziet op het geprinte beeld (zie voor meer informatie Instellen correctiefactor bij materiaaldoorvoer).

  9. Als de weergegeven materiaalwaarden overeenkomen met het geplaatste materiaal, klikt u op Sluiten om de Media Manager te verlaten.
  10. Klik op het Rol-pictogram in de menubalk van de Module Regeling printopdrachten om de RMO-printwachtrij te activeren (het pictogram verandert van geel in groen).

Resultaten

Eventuele printopdrachten die in de wachtrij staan, niet onderbroken zijn en gemarkeerd zijn als opdrachten voor rolmateriaal, worden geprint. Er is geen expliciete bevestiging vereist om een rolopdracht te starten. Eventuele rolopdrachten in de printwachtrij worden direct geprint.