Inleiding op het gedeelte [Installatie] 

1

Overzicht van de opgegeven workflowinstellingen

De belangrijkste instellingen van het huidige workflowprofiel weergeven.

2

[Workflowprofiel] 

Een workflowprofiel selecteren of handmatig de instellingen opgeven die met uw wensen overeenkomen.

3

[Taal] 

De taal van het systeem wijzigen.

4

[Waarschuwingstijd] 

De tijd aangeven waarop het systeem u waarschuwt wanneer een actie op korte termijn wordt vereist, bijvoorbeeld tien minuten van tevoren. De waarschuwing wordt weergeven op het dashboard en aangegeven via waarschuwingslampje voor de operator.

5

[Inkorten opdrachtnaam] 

De manier definiëren waarop het systeem de opdrachtnaam verkort wanneer deze te lang is om volledig te kunnen weergeven.

6

[Instellingen bedieningspaneel] 

De helderheid en het contrast van het scherm van het bedieningspaneel aanpassen.

7

[Printer uitschakelen] 

De printer en de controller op een gecontroleerde manier afsluiten.

8

[Geavanceerde materiaalinstellingen] 

• Schakel de optie [Modus Voorbedrukt] in of uit.

• Schakel de optie [Waxmodus] in of uit.

• De papierkwaliteitsfactor instellen op [Normaal], [Laag] of [Lager].

9

[Tussentijdse proefafdruk] 

Een testvel van een lopende opdracht afdrukken om de kwaliteit te controleren.

10

[Invoer van meerdere vellen door origineleninvoer detecteren] 

Schakel [Invoer van meerdere vellen door origineleninvoer detecteren] in om ervoor te zorgen dat alle originelen zijn gescand.

11

[Accounting] 

Geef de instellingen voor [Accountingcode per opdracht] en [Accounting-id] op. De instelling [Accountingcode per opdracht] is alleen beschikbaar als [Accountingcode-identificatie] in Settings Editor op de PRISMAsync-controller is ingesteld op [Ingeschakeld].

12

[Systeemconfiguratie] 

Direct toegang verkrijgen tot een aantal belangrijke operatorinstellingen in de Settings Editor op de PRISMAsync-controller.