Dit gedeelte bevat specificaties die het gebruik van rolmaterialen met zich meebrengt.
De RMO moeten worden bediend in overeenstemming met de omgevingsomstandigheden zoals gespecificeerd in de handleiding betreffende de voorbereiding van de werkplek voor de Arizona 2300 series en de veiligheidsvoorschriften zoals vermeld in dit document.
Breedte (max.): 2,2 m
Breedte (min.): 0,9 m
Roldiameter (max.): 240 mm
Binnendiameter kern: 76,2 mm
Gewicht: tot 50 kg (110 lb.)
2190 m
Hiermee is een minimum rand van 5 mm mogelijk. Dit is nodig om te garanderen dat de plaat niet bevuild raakt met inkt als gevolg van mogelijke fouten tijdens het volgen van het materiaal. Uitgeharde en niet-uitgeharde inkt op de plaat heeft ernstige gevolgen voor de prestaties van de printer. Eventuele inktresten moeten direct verwijderd worden (zie het gedeelte Onderhoud RMO). Als een beeld de randvereiste van 5 mm overschrijdt, kan er niet geprint worden.
Deze waarde wordt niet officieel gespecificeerd. Het RMO-systeem kan in theorie werken met materiaal met een dikte tot 3 mm. De meeste materialen met een dikte van 3 mm (of daaromtrent) kunnen evenwel met problemen in het transportmechanisme van de RMO-eenheid te maken krijgen.
Restafval aan begin van rol: 560 mm
Het restafval aan het begin van de rol bestaat uit materiaal dat niet bedrukt kan worden tussen de materiaalplaat en de opwikkelrol. Dit afval ontstaat elke keer dat een rol wordt geplaatst, aan de opwikkelrol wordt bevestigd en wordt geïnitialiseerd voor de eerste print.
Restafval aan einde van rol (min. mogelijk): 920 mm
Het restafval aan het eind van de rol is het materiaal dat niet bedrukt kan worden aan het eind van de materiaaltoevoerrol. Dit kan enigszins variëren als gevolg van de methode die is gebruikt bij het bevestigen van het materiaal aan de materiaalkern.