Arizona-printers met de witte-inktoptie bieden de mogelijkheid tot onderprinten voor niet-wit materiaal of niet-witte objecten, overprinten voor toepassingen voor achterverlichting op transparant materiaal en/of het printen van wit als steunkleur.
Bij het werken met witte inkt zijn er drie gegevenslagen beschikbaar waarmee u het gebied kunt bepalen dat met witte inkt wordt bedekt – en waarmee u kunt bepalen hoe dit wordt weergegeven (dan wel niet wordt weergegeven) in verhouding tot andere kleuren, afhankelijk van de laag waarop het geplaatst is. U kunt de dichtheid van de witte inkt bepalen door de druppelgrootte te veranderen. De laagconfiguratie wordt opgegeven in het materiaalmodel, maar kan binnen de ONYX-software worden aangepast als printerinstelling voor de opdracht. Als de witte-inktinformatie correct wordt voorbereid overeenkomstig de methoden die in dit hoofdstuk beschreven worden, en de printopdracht vanuit de ONYX-software (ONYX Thrive) naar de printer wordt verzonden, beschikt u over de mogelijkheid te controleren of de lagen op de juiste manier in de opdracht zijn ingebed.
Als de printopdracht met witte inkt wordt geselecteerd in de module Regeling printopdrachten van de printersoftware, klikt u op de knop Lagen om een grafische weergave op te starten van de printlagen. Hiermee kunt u de volgorde van de lagen verifiëren.
Voorbeeldweergave lagen in printerinterface
|
Witte inkt kan worden geprint met opvulgegevens die door de printer worden gegenereerd of met steunkleurgegevens voor de opdracht. Met printeropvulling wordt het hele beeldgebied bedekt terwijl er steunkleurgegevens aan specifieke gedeelten worden toegewezen. Opdrachtgegevens worden door de ONYX-software in zes vlakken verdeeld: C, M, Y, K, Steunkleur 1 en Steunkleur 2. De witte-inktkanalen worden doorgaans geconfigureerd voor printen met gebruikmaking van het Steunkleur 1- of Steunkleur 2-gegevensvlak of een opvullaag, maar kunnen ook worden geprint met gebruikmaking van het C-, M-, Y- of K-gegevensvlak.
De uitvoer van een printopdracht met witte inkt kan worden gerealiseerd op een verscheidenheid aan manieren, afhankelijk van de gewenste resultaten en het werkproces dat de voorkeur geniet. Er zijn drie primaire methoden, en deze kunnen onafhankelijk van elkaar worden gebruikt of allemaal tegelijk. De workflow-opties zijn:
Configuratie printeropvullaag,
de Spot Layer Tool in ONYX en
voorbereiding beeldgegevens witte steunkleur.
Voor Configuratie printeropvullaag in een ONYX -workflow is geen pre-RIP-bestandsvoorbereiding nodig; dit is de eenvoudigste manier om uitvoer van witte inkt te bewerkstelligen. Het enige wat nodig is, is het zodanig instellen van de laagconfiguratie dat deze een printeropvullaag omvat. Het gehele kader (de buitenrand van het beeld) van het bestand dat verwerkt wordt, wordt in de opvullaag meegenomen. Er is ook een optie voor het regelen van de hoeveelheid opvulling via het kiezen van het druppelniveau. Hoe hoger de waarde voor het druppelniveau, hoe hoger de hoeveelheid witte inkt.
ONYX Software Spot Layer Tool biedt een scala aan opties om een beeld te verwerken, en biedt dus een scala aan configuratiemogelijkheden. U kunt deze configuraties opslaan als Filters en ze in een Quick Set plaatsen, waardoor veelgebruikte instellingen gemakkelijk opnieuw gecreëerd kunnen worden. Voor werken met de Spot Layer Tool is een ONYX-materiaalprofiel met ten minste één steunkleur vereist.
Voor Voorbereiding beeldgegevens witte steunkleur moeten alle witte gegevens worden voorbereid in een beeldbewerkingsprogramma als Adobe Illustrator, InDesign of Photoshop. U moet gebruikmaken van specifieke naamgevingsregels en beeldgebruikprotocollen zodat de ONYX RIP-Queue-software de gegevens verwerkt zoals gewenst. Deze werkwijze kan de beste keuze zijn als de gewenste steunkleurgegevens voor de witte inkt gecompliceerde selecties omvatten of als er gegevens worden gemaakt voor uitbesteding. Voor deze techniek wordt een redelijke vaardigheid bij het gebruik van deze programma's aanbevolen.
Al deze methoden kunnen afzonderlijk of gecombineerd worden gebruikt om de gewenste uitvoerresultaten te creëren. U kunt bijvoorbeeld de steunkleurgegevens voor een deel van het beeld genereren in Photoshop en vervolgens een opvulconfiguratie specificeren in ONYX Thrive. Hiermee kan bijvoorbeeld een opvullaag en een steunkleurlaag ontstaan, gevolgd door een CMYK-laag. De steunkleurgegevens en het vlak nemen twee lagen met witte dichtheid in en de CMYK-beeldgegevens kunnen de derde laag innemen. U kunt zelf de printvolgorde van deze lagen aangeven in ONYX Thrive.
Lagen kunnen worden gedefinieerd op een van de volgende locaties:
in het materiaal als het wordt gemaakt - modusopties
geselecteerd in een Quick Set - materiaalopties
wijzigen van de printerinstellingen van een verwerkte opdracht in RIP Queue (rechtsklik op de opdracht, wijzig de printerinstellingen).
U bent niet verplicht lagen te gebruiken als u witte steunkleurgegevens print. Deze kunnen ook geprint worden met andere printmodi dan Kwaliteit-Gelaagd.
Hieronder volgen specifieke voorbeelden van toepassingen van de witte-inktworkflow.
Toepassing |
Onder |
Midden |
Boven |
Opmerkingen |
---|---|---|---|---|
Eerste oppervlak voor achtergrondverlichting (printen op voorzijde van materiaal) |
Wit |
CMYK |
CMYK |
CMYK-lagen bevatten zelfde gegevens. |
Tweede oppervlak voor achtergrondverlichting (printen op achterzijde van materiaal) |
CMYK gespiegeld geprint |
CMYK gespiegeld geprint |
Wit |
|
Dag/nacht (1e of 2e oppervlak) |
CMYK |
Wit |
CMYK |
CMYK-gegevens worden gespiegeld of van rechts naar links geprint |
Ondoorzichtig |
Wit |
Wit |
CMYK |
3 lagen |
Ondoorzichtig |
<leeg> |
Wit |
CMYK |
2 lagen |
Toepassingen voor achtergrondverlichting
Bij toepassingen voor achtergrondverlichting wordt geprint of een transparant of doorschijnend materiaal en wordt het voltooide werk geplaatst in een lichtbak of een andere locatie die verlichting van achteren mogelijk maakt. Bij een toepassing voor achtergrondverlichting is het de bedoeling dat de witte inkt een lichtverstrooiende laag vormt. Deze toepassing is mogelijk bij gebruik van twee of drie lagen.
Dag/nacht-toepassing
De dag/nacht-toepassing wordt, net als een toepassing voor achtergrondverlichting, geprint op transparant of doorschijnend materiaal. Een dag/nacht-print kan bij zowel achterverlichting als verlichting van voren worden bekeken. Dit wordt gerealiseerd door kleurgegevens op twee afzonderlijke lagen te printen met een witte verstrooiende laag in het midden.
Ondoorschijnende toepassing
Bij de ondoorschijnende toepassing worden CMYK-gegevens op niet-wit materiaal geprint. Voor deze toepassing is witte inkt vereist, zowel om de printer in staat te stellen beelden te creëren waar het wit deel is van de beeldinhoud, als om te fungeren als basis voor de CMYK-kleurenset.