De printer maakt gebruik van een systeem met een lage stroming en een hoog vacuüm om materiaal op de printertafel te kunnen vasthouden voor het printen. Om de luchtkamer tussen de plaat en de tafel leeg te pompen wordt gebruik gemaakt van een vacuümpomp. Drie luchttoevoerpoorten in het tafeloppervlak verbinden de kamer met de vacuümpomp via een reeks handbediende stromingsregelventielen. Deze ventielen worden gebruikt om de enkele standaard vacuümzone of eventuele speciale zones te activeren of uit te schakelen. Om het systeem tijdens het printen effectief te laten werken, moeten alle cirkelvormige holtes in het bovenste oppervlak van de overlay-plaat die zijn aangesloten op een actieve vacuümkamer worden afgedekt. Hierdoor ontstaat een gesloten vacuümsysteem. Er is een ontluchter aanwezig om het vacuümniveau desgewenst aan te passen.
Standaard vacuümzones
De printer wordt af fabriek geleverd met één grote geconfigureerde vacuümzone die geschikt is voor de maximale materiaalgrootte. Er zijn twee voorgestelde aangepaste configuraties voor vacuümzones, één voor metrische eenheden en één voor Engelse eenheden. Deze zones kunnen worden ingesteld op gemeenschappelijke materiaalgrootten. Als u de zones wilt aanpassen, kunt u contact opnemen met een servicemedewerker.
1 - Zone 1 is open |
2 - Zone 2 is open |
||
3 - Zone 3 is gesloten |
4 - Ontluchtingsventiel gedeeltelijk open |
Deze bedieningselementen zijn bedoeld voor gebruik in combinatie met aangepaste vacuümzones. Als u uitsluitend gebruik maakt van de standaard fabrieksconfiguratie van één grote zone, dient u ervoor te zorgen dat alle drie de hendels in de stand Open blijven staan. Wanneer u aangepaste zones creëert, worden de drie regelkleppen gebruikt om te bepalen welke zones van de printertafel wordt voorzien van vacuüm wanneer de tafelvacuümpomp wordt ingeschakeld. Om een zone te sluiten, draait u de bedieningshendel een kwartslag rechtsom.
Als een printertafel slechts één grote vacuümzone heeft, moet u het gebied rond de media maskeren om een gesloten vacuümsysteem te creëren. Gebruik hiervoor overgebleven materiaal of materiaal dat gelijk is aan of dunner is dan het media dat wordt gebruikt om de tafel te maskeren. Als u aangepaste vacuümzones maakt, moet u – als het materiaal niet de gehele zone afdekt – eventuele blootgestelde delen van de tafel in die zone maskeren. U kunt nagaan of het vacuüm verzegeld is aan de hand van het geluid dat wordt gemaakt en met behulp van de vacuümmeter, die ten minste 20 "Hg moet aangeven.
Via het voetpedaal wordt het tafelvacuüm in- of uitgeschakeld. Zodoende kan de bediener het materiaal op de vacuümtafel vastzetten, omdat hij hiervoor zijn handen vrij heeft. Het vacuüm moet worden ingeschakeld voordat een afdruk wordt gestart, en het vacuüm kan niet worden uitgeschakeld voordat een afdruk is voltooid.
De hendel voor het ontluchtingsventiel bevindt zich links van de drie bedieningshendels voor het vacuüm. Dit ventiel kan worden afgesteld om de hoeveelheid vacuümzuigkracht op het materiaal te regelen. Minder zuigkracht reduceert artefacten veroorzaakt door de zuigkracht bij het printen op flexibele materialen. Als u deukjes in het materiaal ziet die dezelfde grootte en positie hebben als de ponsgaten van de vacuümtafel, dient u te ontluchten totdat de deukjes uit het materiaal verdwijnen.
Het ontluchtingsventiel is uitgeschakeld wanneer de hendel zich in horizontale positie bevindt. Om het ontluchtingsventiel te activeren, draait u de hendel naar de verticale positie. Hoe dichter de hendel bij de verticale positie komt, hoe meer de vacuümdruk wordt gereduceerd.
De vacuümmeter bevindt zich aan de zijkant van de tafel, linksboven de hendels voor de ontluchtingsventielen. Deze geeft de werkelijke vacuümdruk in het tafelsysteem visueel weer.
Gebruik de vacuümmeter om te bepalen of een zone voldoende afgedekt is. Als de actieve zone voldoende is afgedekt, geeft de vacuümmeter 68 kPa of hoger aan. Door kleine lekkages kan deze waarde en daarmee het vacuüm afnemen. Ook poreus materiaal kan het vacuümeffect verminderen.
Als de vacuümmeter voor een actieve zone minder dan 34 kPa bedraagt en u ervoor hebt gezorgd dat het gebied op de juiste wijze is afgedekt en afgetapet, is er mogelijk een lek in het vacuümsysteem. Neem alleen contact op met een servicemedewerker als u de zone op de juiste wijze hebt afgedekt en de meter een constante lage waarde blijft aangeven.
Als zich inkt op de overlay-plaat ophoopt, dient de inkt te worden verwijderd. Als de inkt niet wordt verwijderd, kan de doorvoerhoogte nadelig worden beïnvloed, en dit kan ertoe leiden dat de vacuümtafel het materiaal niet meer goed kan vasthouden. Om de inkt te verwijderen, adviseren wij het gebruik van een verfkrabber met een recht mes (verkrijgbaar in plaatselijke doe-het-zelf zaak). Raadpleeg het gedeelte Onderhoud voor nadere instructies.