In dit dialoogvenster kunt u het volgende configureren:
Een aantal algemene instellingen voor de toepassing.
Deze instellingen worden op de toepassing toegepast wanneer u op de knop [OK] klikt.
Een aantal algemene instellingen voor alle documenten.
Deze instellingen worden toegepast wanneer u een document opent.
Klik op [Extra] - [Algemene opties].
[Systeem voor afmetingen voor materiaal]
Voor standaardmateriaalformaten worden altijd de eigen maateenheden gebruikt, ongeacht de gekozen waarde voor Maatstelsel. Het formaat van A4-materiaal wordt altijd in [mm] en het formaat van Letter-materiaal wordt altijd in [inch] weergegeven.
De instellingen voor materiaalgewicht zijn niet automatisch beschikbaar in de werkruimte [Productie]. U moet PRISMAprepare openen en sluiten om de instellingen voor materiaalgewicht te laden in de werkruimte [Productie].
[Standaardmateriaalformaat] en [Gewicht materiaal].
Met deze instellingen bepaalt u welke eenheden standaard worden gebruikt voor het materiaalformaat en -gewicht.
[Metrisch (A4, A3, ...)]
Gebruik het metrische systeem om het materiaalformaat [mm] en/of -gewicht [g/m2] op te geven.
[Brits (Letter, Ledger, ...)]
Gebruik het Britse systeem om het materiaalformaat [inch] en/of -gewicht [lb bond] op te geven.
[Maximaal materiaalformaat]
Met deze instelling bepaalt u de maximale grootte voor materiaal in de materiaalcatalogus.
[Recente bestanden]
Geef op hoeveel bestanden moeten worden weergegeven in de lijst [Recent bestand openen] in het menu [Bestand].
[Lijst wissen]
Hiermee verwijdert u de bestanden in de lijst [Recent bestand openen] in het menu [Bestand].
Met de optie [Overprint-voorbeeld inschakelen] simuleert u overvullen in de toepassing. Met deze optie kunt u inschatten hoe u tekenen van overvullen kunt herkennen in een afgedrukt document.
De instelling voor overvulvoorbeelden is niet automatisch beschikbaar in de werkruimte [Productie]. U moet een andere werkruimte selecteren en vervolgens de werkruimte [Productie] selecteren om de instelling voor overvulvoorbeelden te laden in de werkruimte [Productie].
De optie [Overprint-voorbeeld inschakelen] wordt overschreven door de optie [Overprint-simulatie] in de werkruimte [Productie].
[Kleurruimten]
Selecteer de standaardkleurruimte voor de toepassing. De werkruimten worden automatisch ingesteld op basis van de geselecteerde kleurruimte. De ingesloten kleurruimte in een document kan afwijken van de kleurruimte die wordt gebruikt door de toepassing. In dat geval wordt de ingesloten kleurruimte van het document gebruikt.
Een kleurruimte is een tussenliggende kleurruimte die wordt gebruikt om in Adobe-toepassingen kleuren te definiëren en bewerken. Aan elk kleurmodel is een kleurruimteprofiel gekoppeld. Gebruik deze optie om de standaard kleurruimteprofielen te kiezen.
Een kleurruimteprofiel dient als bronprofiel voor nieuwe documenten die het gekoppelde kleurmodel gebruiken. Als sRGB IEC61966-2.1 bijvoorbeeld het huidige RGB-kleurruimteprofiel is, worden voor elk RGB-document dat u maakt de kleuren uit het sRGB IEC61966-2.1-gamma gebruikt. Kleurruimten bepalen ook hoe kleuren worden weergegeven in documenten zonder kleurmodel.
Klik op [OK] om deze instellingen toe te passen op de toepassing.
Klik op [Extra] - [Algemene opties].
[Wijs materiaal uit keuzelijst toe voor gevouwen vellen]
Met deze optie bepaalt u de materiaaltoewijzing wanneer [Documenttype] is ingesteld op [Boekje].
[Aan pagina's]
Hiermee wijst u het materiaal alleen toe aan de geselecteerde pagina's van het boekje.
[Aan hele vellen]
Hiermee wijst u het materiaal toe aan de vellen van de geselecteerde pagina's. Een vel in een boekje kan bijvoorbeeld vier pagina's bevatten. Wanneer u een materiaal op een van deze pagina's toepast, wordt het materiaal toegewezen aan alle vier de pagina's op dat vel.
[PDF-aantekeningen]
De instelling voor PDF-aantekeningen is niet automatisch beschikbaar in de werkruimte [Productie]. U moet een andere werkruimte selecteren en vervolgens de werkruimte [Productie] selecteren om de instelling voor PDF-aantekeningen te laden in de werkruimte [Productie].
Met deze optie stelt u het standaardgedrag in voor [PDF-aantekeningen] die zijn ingesloten in PDF-bestanden. Alleen stempels en markeringen kunnen worden verwerkt.
Deze instelling kan worden overschreven in het dialoogvenster De algemene opties voor het huidige document configureren.
[Het dialoogvenster PDF-aantekeningen openen]
Als deze optie wordt ingeschakeld, wordt het dialoogvenster [PDF-aantekeningen] geopend wanneer u een PDF-bestand opent. U kunt opgeven hoe stempels en markeringen moeten worden verwerkt voor het geopende PDF-bestand.
[Waarschuwen als een bestand notities bevat]
Als deze optie is ingeschakeld, wordt er een waarschuwing weergegeven wanneer er plaknotities worden gebruikt in het PDF-bestand. De plaknotities worden verwijderd wanneer u het PDF-bestand opslaat in PRISMAprepare. Plaknotities worden niet weergegeven of afgedrukt in PRISMAprepare.
Klik op [OK]
Deze instellingen worden toegepast wanneer u een document opent.