Op het tabblad [Lay-out] kunt u de inslag van de pagina's opgeven. Desgewenst kunt u extra lay-outinstellingen configureren. U kunt bijvoorbeeld afdrukmarkeringen zoals registratiemarkeringen, barcodes en kleurstroken toevoegen aan uw document. Niet alle instellingen zijn beschikbaar voor alle printermodellen.
De optie [Kaftmateriaal] is uitgeschakeld als uw document geen kaft heeft.
U kunt een standaardmateriaalformaat selecteren in de vervolgkeuzelijst, bijvoorbeeld 'A4' of 'Letter'.
U kunt een aangepast materiaalformaat maken. Selecteer [Aangepast] in de vervolgkeuzelijst en wijzig de waarden voor [Breedte] en [Hoogte]. Geef de eenheid op voor het aangepaste materiaal.
Met de instellingen [Staand] en [Liggend] kunt u de afdrukstand van het vel opgeven.
De volgende instellingen worden uitgeschakeld wanneer het document zowel staand als liggend materiaal bevat: [Breedte], [Hoogte], [Staand] en [Liggend].
U kunt een standaardmateriaalformaat selecteren in de vervolgkeuzelijst, bijvoorbeeld 'A4' of 'Letter'. Dit velformaat wordt voor het hele document gebruikt.
U kunt een aangepast materiaalformaat maken. Selecteer [Aangepast] in de vervolgkeuzelijst en wijzig de waarden voor [Breedte] en [Hoogte]. Geef de eenheid op voor het aangepaste materiaal.
Met de instellingen [Staand] en [Liggend] kunt u de afdrukstand van het vel opgeven.
De volgende instellingen worden uitgeschakeld wanneer het document zowel staand als liggend materiaal bevat: [Breedte], [Hoogte], [Staand] en [Liggend].
Inslag bestaat uit de indeling van de pagina's op het vel om sneller te kunnen afdrukken, het inbinden te vereenvoudigen en papierafval te verminderen. Bij een correcte inslag wordt afdruktijd beperkt omdat het aantal pagina's per afdruk wordt geoptimaliseerd. Om dit te bereiken, moet het afgedrukte vel zoveel mogelijk worden gevuld.
U kunt een bestaande inslagsjabloon selecteren. Desgewenst kunt u extra lay-outinstellingen configureren. U kunt bijvoorbeeld afdrukmarkeringen zoals registratiemarkeringen, barcodes en kleurstroken toevoegen aan uw document. De waarde van de optie [Inslagsjabloon] wordt [Aangepast] om aan te geven dat u niet meer een standaardinslagsjabloon gebruikt. U kunt de combinatie van inslagsjabloon en extra instellingen opslaan om een aangepaste inslagsjabloon te maken.
De standaardinslagsjablonen bieden gangbare inslagmogelijkheden. Met de sjabloon [2-up (enkelzijdig)] worden bijvoorbeeld twee pagina's op één velzijde geplaatst. Er worden geen extra lay-outinstellingen toegepast op het document. Een subset van de inslaginstellingen is beschikbaar wanneer in het document meerdere materiaalformaten worden gebruikt. De verschillende inslagtypen worden hieronder gegroepeerd en uitgelegd.
[Geen]
[Aangepast]
Gebruik de optie [Inslagtype] om een aangepaste indeling voor de pagina's op de vellen te maken. De waarde van de optie [Inslagsjabloon] wordt [Aangepast].
[2-up (enkelzijdig)] / [2-up (dubbelzijdig)]
Op elk vel worden twee pagina's in de leesvolgorde (van links naar rechts) afgedrukt.
[16-up (enkelzijdig)] / [16-up (dubbelzijdig)] / [4-up (enkelzijdig)] / [4-up (dubbelzijdig)] / [9-up (enkelzijdig)] / [9-up (dubbelzijdig)]
Op elk vel worden 4, 9 of 16 pagina's in de leesvolgorde (van links naar rechts en van boven naar beneden) afgedrukt.
[VDP4-up]
Op één velzijde worden vier pagina's met variabele gegevens in de leesvolgorde (van links naar rechts en van boven naar beneden) afgedrukt.
[Folio]
Op elk vel worden vier pagina's zo afgedrukt dat elk vel kan worden dubbelgevouwen. Alle gevouwen vellen worden gestapeld.
[Octavo]
Genereert dezelfde inslag als het documenttype [Octavo-handtekeningboek].
[Quarto]
Genereert dezelfde inslag als het documenttype [Quarto-handtekeningboek].
Met de inslaginstelling Snijden en stapelen verbetert u de printerproductiviteit bij het afdrukken van grote documenten. Per zijde van een vel worden bijvoorbeeld twee pagina's afgedrukt. De vellen worden in tweeën gesneden. De linkerstapel wordt op de rechterstapel geplaatst zodat de vellen in de juiste volgorde terechtkomen.
[Snijden en stapelen]
De linker- en rechterpagina's worden in dezelfde stand afgedrukt.
[Snijden en stapelen zonder bindrand aan de binnenzijde]
De linkerpagina's worden 180 graden gedraaid ten opzichte van de rechterpagina's. De inbindranden van de pagina's bevinden zich aan de binnenzijde van het vel.
[Snijden en stapelen zonder bindrand aan de buitenzijde]
De rechterpagina's worden 180 graden gedraaid ten opzichte van de linkerpagina's. De inbindranden van de pagina's bevinden zich buiten het vel.
[Snijden en stapelen - 4 stapels]
Op elke zijde van een vel worden vier pagina's afgedrukt. Vervolgens wordt het papier in vier stukken gesneden en worden er stapels van gemaakt om het volledige document te samen te stellen.
[VDP snijden en stapelen - 4 stapels]
Op één zijde van een vel worden vier pagina's met variabele gegevens afgedrukt. Vervolgens wordt het papier in vier stukken gesneden en worden er stapels van gemaakt om het volledige document samen te stellen.
[Same-up met bindrand aan binnenzijde]
Op elke zijde van een vel wordt twee keer dezelfde pagina afgedrukt. De linkerpagina's worden 180 graden gedraaid ten opzichte van de rechterpagina's. De inbindranden van de pagina's bevinden zich aan de binnenzijde van het vel.
[Same-up met bindrand aan buitenzijde]
Op elke zijde van een vel wordt twee keer dezelfde pagina afgedrukt. De rechterpagina's worden 180 graden gedraaid ten opzichte van de linkerpagina's. De inbindranden van de pagina's bevinden zich buiten het vel.
Gebruik deze optie bijvoorbeeld wanneer u geponst papier gebruikt met de ponsgaten aan beide uiteinden van het papier.
[Same-up VDP]
Op elke zijde van een vel wordt twee keer dezelfde pagina met variabele data afgedrukt. De pagina's worden afgedrukt met één zijde bevestigd aan een andere pagina. Gebruik deze optie bijvoorbeeld wanneer u een ticket met controlestrook wilt afdrukken.
U kunt bepalen welk PDF-vak moet worden afgedrukt. De inhoud van het geselecteerde PDF-vak wordt afgedrukt. U kunt ook een aangepast afdrukbereik gebruiken.
[Aangepast afloopgebied]
Klik op het pictogram Bewerken rechts om de afstand tot de paginazijden in te stellen.
Die afstand wordt vanaf het grootste PDF-vak van buiten naar binnen uitgemeten om te bepalen hoe de inhoud er op de afgedrukte pagina uit komt te zien.
Gebruik de optie [Inslagsjabloon] om een bestaande indeling van de pagina's op de vellen te selecteren.
Gebruik de optie [Inslagtype] om een aangepaste indeling voor de pagina's op de vellen te maken. De instelling voor [Documenttype] bepaalt welke waarden beschikbaar zijn in de vervolgkeuzelijst. De waarde van de optie [Inslagsjabloon] wordt [Aangepast] om aan te geven dat u niet meer een standaardinslagsjabloon gebruikt.
[Horizontaal] en [Verticaal].
Geef op hoeveel pagina's op één velzijde moeten worden gedrukt.
[Impose]
De optie [Impose] wordt beschikbaar wanneer u de waarde [Snijden en stapelen] voor de optie [Inslagtype] selecteert.
[Pagina's per stapel]
Hiermee deelt u de pagina's in stapels in. De stapels worden gemaakt in de volgorde van de waarde van de optie [Pagina's indelen op vel]. Tot u het laatste vel bereikt, wordt de eerste pagina op het eerste vel gedrukt, de tweede pagina op het tweede vel, enzovoort. Deze pagina's vormen de eerste stapel. De tweede stapel begint weer op het eerste vel en eindigt als het laatste vel wordt bereikt. Enzovoort.
Bijvoorbeeld:
Het document is enkelzijdig en bevat veertig pagina's. U hebt [Snijden en stapelen] geselecteerd met twee pagina's horizontaal en twee pagina's verticaal. Per vel worden dus vier pagina's afgedrukt. De waarde van de optie [Pagina's indelen op vel] is [Van links naar rechts en van boven naar beneden]. De toepassing begint de pagina's in vier stapels in te delen. De eerste stapel begint met de pagina in de linkerbovenhoek, de tweede stapel begint met de pagina in de rechterbovenhoek. De derde stapel begint linksonder en de vierde stapel rechtsonder. De eerste tien pagina's worden in de eerste stapel ingedeeld, de volgende tien pagina's in de tweede stapel, enzovoort. De vellen worden in vieren gesneden. De stapels worden op basis van de waarde van de optie [Pagina's indelen op vel] op elkaar gestapeld. De pagina's in de vier stapels bevinden zich in de juiste volgorde.
[Pagina's per vel]
Deel alle pagina's voor het eerste vel in en deel vervolgens de pagina's voor het volgende vel in, enzovoort. Deel de pagina's per vel in op basis van de volgorde van de waarde van de optie [Pagina's indelen op vel].
[Pagina's indelen op vel]
De optie [Pagina's indelen op vel] wordt beschikbaar wanneer u de waarde [Snijden en stapelen] voor de optie [Inslagtype] selecteert.
De waarde van de optie [Pagina's indelen op vel] bepaalt de indeling van de pagina's op de vellen.
[Rotatie]
De optie [Rotatie] wordt beschikbaar wanneer u de waarde [Snijden en stapelen] voor de optie [Inslagtype] selecteert.
Draai pagina's 180 graden.
De waarde bepaalt welke pagina's worden gedraaid. Bij 3x3 worden pagina's bijvoorbeeld per velzijde in drie horizontale rijen en drie kolommen gedrukt. Selecteer [Verticaal oneven] om alle pagina's in de eerste en derde kolom te draaien.
Gebruik de optie [Same-up] om de gedrukte pagina's zoals gedefinieerd bij [Inslagtype] te herhalen. De gedrukte pagina's worden herhaald per velzijde.
Stel dat u [Snijden en stapelen] hebt geselecteerd met twee horizontale en twee verticale pagina's per velzijde. Vervolgens selecteert u [Same-up] met de waarde 2 voor horizontaal en 2 voor verticaal. Nu worden de vier gedrukte pagina's zoals gedefinieerd via [Inslagtype] twee keer horizontaal en twee keer verticaal herhaald.
Geef op hoe u de gedrukte pagina's zoals gedefinieerd via [Inslagtype] wilt herhalen:
[1]:
Geen herhaling. Gebruik de gedrukte pagina zoals gedefinieerd via [Inslagtype].
[Maximum]:
In de toepassing wordt berekend hoe vaak de gedrukte pagina's, op basis van [Inslagtype], maximaal op één zijde van het vel kunnen worden herhaald.
De berekening houdt rekening met meerdere instellingen. Dit is bijvoorbeeld slechts één A4-pagina op één A3-vel als een afloopgedeelte nodig is.
[Aangepast]:
Definieer de herhaling van de gedrukte pagina's zoals gedefinieerd via [Inslagtype] zelf met de instellingen [Horizontaal] en [Verticaal].
Witruimten
Geef de afstand tussen de pagina's op het vel op met de horizontale en verticale witruimte. U kunt geen negatieve witruimte opgeven.
[Automatische witruimten]
[Handmatige witruimten]
[Witruimten voor inslagtype]
Gebruik de optie [Inslagtype] om een aangepaste indeling voor de pagina's op de vellen te maken. Stel dat u [Snijden en stapelen] hebt geselecteerd met twee horizontale en twee verticale pagina's per velzijde. Gebruik de optie [Witruimten voor inslagtype] om de witruimten op te geven voor de pagina's die op het vel zijn gedrukt met de optie [Inslagtype].
[Witruimten voor same-up]
Gebruik de optie [Inslagtype] om een aangepaste indeling voor de pagina's op de vellen te maken. Stel dat u [Snijden en stapelen] hebt geselecteerd met twee horizontale en twee verticale pagina's per velzijde. Gebruik de optie [Same-up] om de gedrukte pagina's zoals gedefinieerd bij [Inslagtype] te herhalen. Stel dat u [Same-up] hebt geselecteerd met een waarde 2 voor horizontaal en 2 voor verticaal. Nu worden de vier per velzijde gedrukte pagina's zoals gedefinieerd via [Inslagtype] twee keer horizontaal en twee keer verticaal herhaald. Gebruik de optie [Witruimten voor same-up] om de witruimten tussen elke herhaling van de vier gedrukte pagina's op te geven.
[Afloopinstelling gebruiken]
Gebruik het afloopvak in plaats van het trimvak van elke pagina. Het afloopvak kan naast de pagina-inhoud een afloopgedeelte bevatten. Het afloopgedeelte is doorgaans 3 tot 5 mm groter dan het trimvak.
Uitlijning
Geef de positie van de pagina op het vel op met de verschuiving en de horizontale en verticale instellingen. U kunt een negatieve verschuiving opgeven.
Gebruik de optie [Zelfde op beide zijden] om de pagina op dezelfde positie op de voor- en achterzijde van het vel weer te geven.
Schakel [Zelfde op beide zijden] uit om aparte posities op te geven voor [Voorzijde] en [Achterzijde].
U kunt opgeven welke markeringen moeten worden afgedrukt op het uitvoermateriaal. U kunt opgeven of de geselecteerde markeringen op alle vellen of alleen op het eerste vel moeten worden afgedrukt.
[Geen markeringen op bindrand]
U kunt er ook voor kiezen geen markeringen langs de bindrand af te drukken, bijvoorbeeld als het document een boekje is.
[Tekens voor hoek bijsnijden]
Deze markeringen zijn lijnen die in de hoeken van de vellen worden afgedrukt om aan te geven waar het papier moet worden bijgesneden.
U kunt het formaat, de locatie en de dikte van deze afdrukmarkering opgeven.
[Middenmarkeringen]
Middenmarkeringen zijn verticale lijnen waarmee het midden van de afgedrukte pagina wordt aangegeven. Dit kan bijvoorbeeld het midden van de rug van een boekje zijn.
U kunt het formaat, de locatie en de dikte van deze afdrukmarkering opgeven.
[Vouwtekens]
Vouwmarkeringen zijn verticale lijnen waarmee wordt aangegeven waar de afgedrukte pagina moet worden gevouwen. De vouwmarkeringen worden vóór middenmarkeringen weergegeven.
U kunt het formaat, de locatie en de dikte van deze afdrukmarkering opgeven.
[Opdrachtintegriteitsmarkeringen]
U kunt het velnummer en de velzijde toevoegen aan de afgedrukte pagina's.
U kunt de locatie van deze afdrukmarkering opgeven.
[Verzamelingsmarkeringen]
Gebruik deze optie om bij het binden van boekjes voor elke handtekening zwarte markeringen op de achterzijde van vouwen af te drukken.
De zwarte markeringen worden bij het binden van boekjes op verschillende posities op de achterzijde van vouwen afgedrukt om het verzamelen te vereenvoudigen.
[Verzamelingsmarkeringen] worden verwijderd wanneer u de waarde [Zuinig snijden] selecteert voor de optie [Same-up].
[Barcode]
Aan één pagina kunt u slechts één barcode toevoegen. U kunt een geautomatiseerde workflow voor afwerkingseenheden maken met een barcode en een registratiemarkering voor afwerkingseenheden. De geautomatiseerde workflow kan bijvoorbeeld voor de Duplo DC-646 worden gebruikt. Zie het onderwerp "Automated workflow by using barcodes for finishers, for example, the Duplo DC-646" in de technische onderhoudshandleiding.
De barcode en leesbare tekst zijn altijd zwart wanneer u een barcode opgeeft in de werkruimte [Productie].
Leesbaarheid van de barcode
Met vier instellingen kunt u de leesbaarheid van de barcode garanderen: controlesom voor [1D-barcode] of foutcorrectie voor [2D-barcode], minimumformaat van de barcode, witruimte en resolutie.
Witruimte
In barcodetechnologie is een witruimte de lege marge aan beide zijden van een barcode die wordt gebruikt om de barcodelezer te informeren over het begin en einde van de barcode. Een witruimte dient om te voorkomen dat de lezer informatie verzamelt die niet hoort bij de barcode die wordt gescand. De lege marge verzendt geen scansignaal.
Configureer de marge om de witruimte in te stellen.
De horizontale en verticale marges vormen het niet-afdrukgebied, of de witruimte, rond de barcode. De standaardwaarde is 3 mm. Voor de horizontale en verticale marge wordt dezelfde waarde gebruikt. Als de barcode wordt gedraaid, worden de minimale waarden voor de witruimte dienovereenkomstig gedraaid.
[1D-barcode]
Een 1D-barcode moet een witruimte van ten minste 6 mm op elke horizontale zijde en ten minste 1,6 mm op elke verticale zijde bevatten.
[2D-barcode]
Een 2D-barcode moet een witruimte van ten minste 2 mm aan beide zijden bevatten.
[Resolutie]
U moet de resolutie in het configuratiebestand configureren. Blader naar het configuratiebestand en open dit in een teksteditor, bijvoorbeeld Kladblok:
C:\ProgramData\Oce\PRISMAcore\Configuration\PRISMAcore.Plugin.PBE.AppSettings.config
Bekijk de volgende sleutel: <add key="BarcodeResolution" value="300"/>
De standaardwaarde voor de resolutie is 300. Mogelijke waarden: 300 of 600. Een niet-ondersteunde waarde wordt genegeerd en vervangen door de waarde 300.
Een barcode maken
Vouw [Inslagsjabloon] uit.
Voor de optie [Markeringen afdrukken] kunt u bijvoorbeeld de volgende waarde selecteren:
[Op alle vellen]
Selecteer deze waarde wanneer u een barcode aan alle vellen wilt toewijzen.
[Alleen op eerste vel]
Selecteer deze waarde als u alleen aan het eerste vel een barcode wilt toewijzen.
Vouw [Markeringen afdrukken] uit.
Schakel de optie [Barcode] in.
[Tekst]
De getypte tekst en variabelen worden gecodeerd als een barcode. Het barcodetype bepaalt of u cijfers, tekst, variabelen of een combinatie hiervan in de tekst kunt gebruiken. U kunt het velnummer, het totale aantal vellen en de opdrachtnaam toevoegen aan de tekst van de barcode. Afwerkstations kunnen deze informatie gebruiken om te controleren of de volgorde van de vellen klopt en of de opdracht alle vellen bevat.
Pictogram |
Omschrijving |
---|---|
![]() |
Klik op dit pictogram om het velnummer als een variabele aan de tekst voor de barcode toe te voegen. Het werkelijke velnummer wordt automatisch toegevoegd voor elk vel dat een barcode bevat. |
![]() |
Klik op dit pictogram om het totale aantal vellen als een variabele aan de tekst voor de barcode toe te voegen. Het werkelijke aantal vellen wordt automatisch toegevoegd voor elke barcode. |
![]() |
Klik op dit pictogram om de opdrachtnaam als een variabele aan de tekst voor de barcode toe te voegen. De werkelijke opdrachtnaam wordt automatisch toegevoegd voor elke barcode. |
[Minimum aantal cijfers]
Voor bepaalde afwerkstations is een minimum aantal cijfers voor het velnummer en/of het totale aantal vellen vereist. De maximumwaarde is 10 en 0 wordt als opvulteken gebruikt.
[Soort]
[1D-barcode]
Lineaire of 1D-barcodes bestaan uit een aantal lijnen van variabele breedte om gegevens te coderen. Lineaire barcodes bevatten slechts enkele tientallen tekens en worden doorgaans langer (fysiek) wanneer er meer gegevens worden toegevoegd.
1D-barcodes zijn afhankelijk van een databaseverbinding om betekenis te hebben. Als u een UPC-code scant, moeten de tekens in de barcode bijvoorbeeld aan een item in een database met prijzen gekoppeld zijn om bruikbaar te zijn.
[2D-barcode]
In 2D-barcodes worden patronen van vierkanten, zeshoeken, stippen en andere vormen gebruikt om gegevens te coderen. Deze kunnen veel kleiner zijn en tegelijkertijd meer gegevens (honderden tekens) bevatten dan 1D-codes. Gegevens worden op basis van de verticale en horizontale indeling van het patroon gecodeerd en dus in twee dimensies gelezen.
Met een 2D-barcode kunnen niet alleen alfanumerieke gegevens worden gecodeerd. Deze codes kunnen ook pagina's, websiteadressen, spraak en andere typen binaire gegevens bevatten. Dit betekent dat u niet met een database verbonden hoeft te zijn om de gegevens te gebruiken. Een item met een 2D-barcode kan een grote hoeveelheid gegevens bevatten.
[Codering]
Welke coderingen voor barcodes beschikbaar zijn voor u, is afhankelijk van het geselecteerde type barcode.
[Controlesom] of [Foutcorrectie]
[1D-barcode]
Controlesomgegevens kunnen in de barcode worden opgeslagen om te verifiëren of de barcode klopt.
[2D-barcode]
Er worden vier foutcorrectieniveaus gebruikt voor QR-codes. Bij elk niveau worden andere hoeveelheden back-upgegevens toegevoegd aan de QR-code. Het geselecteerde niveau is afhankelijk van de verwachte hoeveelheid schade aan de QR-code en dus de vereiste hoeveelheid foutcorrectie die vereist is:
Niveau L - tot 7% schade
Niveau M - tot 15% schade
Niveau Q - tot 25% schade
Niveau H - tot 30% schade
[Voor mensen leesbare tekst]
Schakel deze optie in om de tekst van de barcode direct onder de barcode toe te voegen. Schakel deze optie uit als u alleen de barcode wilt weergeven. Deze optie is beschikbaar voor [1D-barcode].
[Minimumformaat]
Voor bepaalde afwerkstations geldt een minimumvereiste voor het barcodeformaat. Het minimumformaat omvat de barcode, de marges en de leesbare tekst onder de barcode.
[Positie op vel]
U kunt de locatie van de barcodes opgeven. Gebruik de opties [Positie op vel] en [Verschuiving].
[Marge]
De horizontale en verticale marges vormen het niet-afdrukgebied, of de witruimte, rond de barcode. De standaardwaarde is 3 mm. Voor de horizontale en verticale marge wordt dezelfde waarde gebruikt.
Als de barcode wordt gedraaid, worden de minimale waarden voor de witruimte dienovereenkomstig gedraaid.
Klik op het potloodpictogram voor een barcode om deze barcode te configureren.
[Kleurstrook]
U kunt een kleurstrook toevoegen aan de voorzijde van de afgedrukte vellen. De kleurstrook wordt niet toegevoegd aan de achterzijde. Kleurstroken worden in PRISMAdirect gebruikt om de kleuren op afgedrukte uitvoer te controleren.
[Registratiemarkering voor afwerkstation]
Selecteer een registratiemarkering en configureer de positie van de registratiemarkering op het vel.
U kunt een geautomatiseerde workflow voor afwerkingseenheden maken met een barcode en een registratiemarkering voor afwerkingseenheden. De geautomatiseerde workflow kan bijvoorbeeld voor de Duplo DC-646 worden gebruikt. Zie het onderwerp "Automated workflow by using barcodes for finishers, for example, the Duplo DC-646" in de technische onderhoudshandleiding.
[Registratiemarkeringen]
Registratiemarkeringen worden buiten het snijgebied van de pagina afgedrukt. Dit kan bijvoorbeeld een roos of hoeksnijmarkering zijn. Met deze markeringen kan de operator afgedrukte pagina's nauwkeurig uitlijnen en bijgesneden documenten beter uitlijnen.
[Bestandsnaam]
Druk de bestandsnaam op elke pagina af.
[Afdrukdatum]
Druk de afdrukdatum op elke pagina af.
[Opmerkingen]
Druk de opmerkingen op elke pagina af.
Gebruik [Verschuivingscorrectie] om ervoor te zorgen dat de marges van alle pagina's gelijk zijn nadat het boekje is bijgesneden. De factor [Verschuivingscorrectie] wordt berekend op basis van de waarde voor [Dikte] van het materiaal.
Bijvoorbeeld:
U hebt 30 vellen die u vouwt om een boekje te maken. De vellen in het midden van het boekje steken uit in vergelijking met de kaft van het boekje. Wanneer u de uitstekende vellen bijsnijdt, verandert de afstand tussen de pagina-inhoud en de rand van het vel. Dit betekent dat de pagina-inhoud naar de rand van het vel verschuift door het bijsnijden.
[Geen]
[Buiten]
Verschuif de pagina-inhoud naar de buitenzijde van het boekje.
[Binnen]
Verschuif de pagina-inhoud naar de binnenzijde van het boekje.
[Berekende dikte] / [Berekende dikte van eerste boekje]
PRISMAdirect berekent de dikte van het boekje automatisch opnieuw als het aantal vellen of de dikte van het materiaal wordt gewijzigd.
In het geval van een boekje komt de berekende dikte overeen met het formaat van de rug.
In het geval van katernen heeft de berekende dikte betrekking op het volgende:
De dikte van één uitvoergroep wanneer elke uitvoergroep een constant aantal vellen bevat. Als het laatste boekje minder vellen heeft, wordt de dikte wel berekend, maar niet weergegeven.
De dikte van de eerste uitvoergroep wanneer de uitvoergroepen verschillende aantallen vellen bevatten. De dikte van de andere uitvoergroepen wordt berekend, maar niet weergegeven.
[Dikte boekjes] / [Dikte van eerste boekje]
U kunt de verschuivingscorrectie aanpassen door de dikte van het boekje te wijzigen. Het maximale verschil is 5 mm ten opzichte van de berekende dikte.