De systeembeheerder configureert of u uw eigen filters kunt maken. Filters die u maakt, zijn niet beschikbaar voor andere orderbeheerders. Met een filter worden de opdrachten en orders weergegeven die overeenkomen met de vereiste filtercriteria. Alle andere opdrachten en orders worden verborgen.
Aanvullende acties |
Omschrijving |
---|---|
De naam van een filter wijzigen |
U kunt de naam van filters die door de systeembeheerder zijn gemaakt niet wijzigen. |
Een filter verwijderen |
U kunt de filters die door de systeembeheerder zijn gemaakt niet verwijderen. |
Klik op het filtergedeelte in de onderste balk en klik op [Filter bewerken]. In het filtergedeelte in de onderste balk wordt een pictogram van een trechter weergegeven.
Gebruik een of meer items voor het filter.
Selecteer het bonitem dat u wilt toevoegen aan het filter en schakel de optie [Gebruiken in filter] in.
Klik op [Orderitems] om orderitems toe te voegen aan uw filter. Klik op [Opdrachtitems] om opdrachtitems toe te voegen.
Een item wordt met een trechterpictogram gemarkeerd wanneer het is toegevoegd aan het filter.
Wijs een waarde toe aan het bonitem.
Herhaal dit proces totdat u uw filter hebt gedefinieerd.
Geef op welke logische operator moet worden gebruikt als het filter twee of meer items bevat.
Standaard wordt de operator EN gebruikt wanneer u meerdere items toevoegt aan het filter. Opdrachten en orders worden weergegeven als aan alle filtercriteria wordt voldaan.
Wanneer u de optie [De operator OF in het filter toestaan] inschakelt, wordt de operator OF gebruikt wanneer u meerdere items toevoegt aan het filter. Opdrachten en orders worden weergegeven als aan minstens één filtercriterium wordt voldaan.
[Alle opdrachten van de order moeten voldoen aan de filtercriteria]
Een order en de bijbehorende opdrachten worden alleen weergegeven als aan de filtercriteria wordt voldaan voor alle opdrachten.
Het filter bevat bijvoorbeeld het volgende criterium voor de opdrachten: [Communicatiestatus] = [Afgedrukt]. De order wordt nu alleen weergegeven in [Orderweergave] als alle opdrachten hierin zijn afgedrukt.
Klik op [OK].
Het filter wordt als een [Tijdelijk filter] toegevoegd aan het filtergedeelte in de onderste balk. Als u het filter wilt opslaan, gaat u als volgt verder.
Klik op het filtergedeelte in de onderste balk en klik op [Filter opslaan als...].
Geef een filternaam en een beschrijving op voor het filter.
Klik op [OK].