De verschillende eigenschappen van materialen beïnvloeden de uitlijning van afbeeldingen wanneer de materialen worden afgedrukt. Als u zich wilt verzekeren van een juiste uitlijning, kunt u een materiaalregistratie uitvoeren voor elke afzonderlijke materiaalsoort in de [Materiaalcatalogus]. De volgende waarden worden gemeten.
De Z-positie van zijde 1
De X-lengte van zijde 1
De Z-positie van zijde 2
De X-positie van zijde 1
De X-positie van zijde 2.
Bij elke materiaalregistratie worden een liniaal en 3 testvellen afgedrukt. Afhankelijk van de regio die is ingesteld in de Settings Editor, wordt de liniaal afgedrukt op A4 of Letter. Met het eerste vel kunt u de papierliniaal maken. U kunt echter ook een eigen universele liniaal gebruiken. De liniaal moet lang genoeg zijn voor het uitvoeren van de metingen. U moet elke meting op alle 3 de testvellen uitvoeren. Het systeem berekent de gemiddelde waarde van de metingen.
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u een materiaalregistratie kunt uitvoeren voor groot materiaal (materiaal met een lengte van 390 mm / 15,35" of langer).
Het wordt aanbevolen de materiaalregistratie uit te voeren wanneer de lijst [Geplande opdrachten] leeg is.
Druk op de knop [Systeem] op het bedieningspaneel.
Druk op [Afdrukmateriaal].
Selecteer in de [Materiaalcatalogus] een materiaal waarvoor u materiaalregistratie wilt uitvoeren.
Druk op [Optimaliseren].
Als u een onderhoudspincode moet opgeven in de Settings Editor, verschijnt een numeriek toetsenbord.
Geef de onderhoudspincode op om de wizard te starten.
In de volgende procedures wordt vaak verwezen naar het begin van de liniaal. Het begin van de liniaal is de lijn waar de schacht van de pijl begint.
De afgedrukte testvellen worden uitgevoerd naar de systeemuitvoer.
Dit is de liniaal.