U kunt configureren welke externe toepassingen door de gebruikers van de toepassing kunnen worden gebruikt. De externe toepassingen worden weergegeven in het menu 'Extra' van de toepassing. De gebruiker kan een externe toepassing selecteren om de geselecteerde pagina's te wijzigen. Wanneer de gebruiker de externe toepassing sluit, importeert de toepassing de bijgewerkte pagina's opnieuw in het document.
U kunt maximaal tien externe toepassingen toevoegen.
Aanvullende acties |
Omschrijving |
---|---|
Een externe toepassing bewerken |
|
Een externe toepassing verwijderen |
|
Klik op [Toevoegen] om een externe toepassing toe te voegen.
Geef de naam van de externe toepassing op.
U kunt de externe toepassing aanroepen via de opdrachtregel. Hiervoor moet u het volgende doen:
Geef met de optie [Toepassingsbestand:] het pad naar en de naam van het uitvoerbare bestand van de externe toepassing op.
Gebruik de knop Bladeren ('...') om naar het juiste pad en bestand te gaan.
[Opdrachtargumenten:]
U moet '/n' altijd als opdrachtargument opgeven wanneer de externe toepassing Adobe Acrobat is. Geef '/n' op om Adobe Acrobat te kunnen sluiten als externe toepassing.
Gebruik de optie [Type toepassing:] om op te geven of de externe toepassing [Eén pagina] - of [Meerdere pagina's] -invoer kan verwerken.
Als een externe toepassing een toepassing van één pagina is, kan de toepassing alleen worden gestart als één pagina is geselecteerd.
[Doelmap:].
Dit is de uitvoermap waarin de externe toepassing de resultaten van handelingen in deze toepassing opslaat. De resultaten worden opnieuw vanuit de doelmap naar de toepassing geïmporteerd.
U kunt hier geen UNC-paden gebruiken.
Klik op [OK].