Loading

Informatie over de afdrukopdrachtinstellingen

Instellingen voor afdrukopdrachten zijn beschikbaar in PRISMAsync Remote Printer Driver, in PRISMAremote Manager en op het bedieningspaneel.

De afdrukopdrachtinstellingen op het bedieningspaneel wijzigen

Instellingen voor [Origineel] en [Opdracht]

Opdrachtinstelling

Wat u kunt definiëren

[Opdr.type]

Opdrachttype

Geef de soort opdracht op.

  • [Normaal]

  • [Var. gegevens]

[Opmerking voor operator]

Opdrachtinstructie

Afdruk- of afwerkingsinstructie voor de operator.

[Aantal sets]

[Eerste set controleren]

Aantal sets

Geef het aantal sets op:

  • Aantal sets (maximaal 65.000).

  • Geef op of alleen de eerste set moet worden afgedrukt.

[Opdrachtnaam]

Opdrachtnaam

Geef een nieuwe naam op voor de opdracht.

[Afdrukbereik]

Afdrukbereik

Geef op of u alle pagina's of records wilt afdrukken of een afdrukbereik wilt selecteren.

[Speciale pagina's]

  • [Standaardinstellingen voor voor-/achterbladen overschrijven]: geef op of u de standaardinstellingen voor voorbladen, achterbladen en scheidingsvellen wilt overschrijven.

  • [Een voorblad gebruiken]: geef op of de opdracht een voorblad moet bevatten.

    Het voorblad bevat: de naam van de afzender, de naam van de ontvanger, de accounting-id, de opdrachtnaam, de printernaam, de instructie van de operator, het kostencentrum en het aantal sets.

  • [Een achterblad gebruiken]: geef op of de opdracht een achterblad moet bevatten.

    Het achterblad bevat: de gebruikersnaam, de naam van de ontvanger, de accounting-id, de opdrachtnaam, de naam van de printer, de instructie aan de operator, het aantal pagina's in een set, het aantal sets, het aantal nietjes, het aantal gevouwen vellen, het aantal geponste vellen, het aantal gerilde vellen, het aantal inschietvellen, de tijd waarop de opdracht is ontvangen, de starttijd van de opdracht, de tijd waarop de opdracht is voltooid, het aantal vellen per opdrachtmateriaal.

  • [Materiaal van voor-/achterblad]: geef het materiaal voor het voor- en achterblad op.

  • [Scheidingsvellen gebruiken ]: geef het gebruik van scheidingsvellen op om opdrachtsets te scheiden. Scheidingsvellen worden niet afgedrukt.

  • [Scheidingsvel na N sets]: geef op na hoeveel sets u een scheidingsvel wilt.

  • [Materiaal van scheidingsvellen]: geef het materiaal voor het scheidingsvel op.

[Accounting-id]

Accountinggegevens

Voer gegevens voor het factureren en in rekening brengen van opdrachtkosten in:

  • [Accounting-id], om een gebruiker of groep gebruikers te identificeren.

  • [Kostencentrum], om een afdeling, project of groep van een organisatie te identificeren.

  • [Opmerking], om extra informatie in te voeren die vereist is voor accounting.

Uitvoerinstellingen

Opdrachtinstelling

Wat u kunt definiëren

[Enkel of dubbelzijdig]

Zijden om op af te drukken

Geef op of de afdrukken enkel- of dubbelzijdig moeten worden afgedrukt.

[Bindrand]

Afdrukstand en bindrandlocatie

De afdrukstand van de inhoud maakt deel uit van de oorspronkelijke instellingen en kan niet worden gewijzigd. U kunt de bindrand wel wijzigen. Dit is de rand van het vel waaraan de vorige pagina wordt gebonden.

[Materiaal]

Materiaal

Selecteer het materiaal voor de opdracht.

[Kaften]

Gebruik van kaften

Geef op of u kaften wilt gebruiken en selecteer het kaftmateriaal. U kunt ook opgeven of u op één of beide zijden van de voor- en achterkaft wilt afdrukken.

Welk materiaal als standaardmateriaal voor kaften wordt gebruikt, wordt geconfigureerd in de Settings Editor.

[Lay-out]  → [Multiple-up]

Meerdere pagina's op een vel

Geef op of u opeenvolgende bronbestandspagina's op één documentpagina wilt afdrukken.

Voorbeeld van inslag van de optie [Lay-out]  → [Multiple-up] en [Zoomen]  → [Op pagina] (velweergave)

[Lay-out]  → [Inslagsjabloon]

Geef op of u een document wilt vouwen: één keer om een boekje te maken, twee keer om een Quarto-document te maken en drie keer om een Octavo-document te maken. De vellen van het boekje worden zo afgedrukt dat de pagina's van het gevouwen document op volgorde worden weergegeven.

Voorbeeld van inslag van A4-document op A3-materiaal met de optie [Lay-out]  → [Boekje] (documentweergave)

[Lay-out][Same-up]

Dezelfde pagina meerdere keren op een vel

Geef op of u dezelfde bronbestandspagina meerdere keren op een documentpagina wilt afdrukken

Voorbeeld van inslag van de optie [Lay-out][Same-up] en [Zoomen]  → [Op pagina] (velweergave)

[Zoomen]

Schaalfactor

Geef op of u het beeld wilt schalen op basis van het papierformaat of de zoomfactor handmatig wilt instellen (25-400%).

Voorbeeld van inslag van de optie [Zoomen]  → [50%] (documentweergave)

[Uitlijnen]

Uitlijning van de afbeelding op een locatie op het vel

Geef op hoe u het beeld op het vel wilt uitlijnen: met een hoek, zijde of het midden van een vel.

Voorbeeld van de inslag van de optie [Uitlijnen]  → [Links in het midden] en [Zoomen]  → [50%] (documentweergave)

[Verschuiven]  → [Verschuiving marge]

Margeverschuiving in het brondocument

Geef op of u de marge van het brondocument wilt verschuiven om meer ruimte vrij te maken bij de inbindranden, met een maximale verschuiving van 100 mm (3,94 inch).

Voorbeeld van inslag van A4-document op A3-materiaal met de optie [Boekje] en [Verschuiving marge] (documentweergave)

[Verschuiven]  → [Beeld verschuiven]

Beeldverschuiving op het vel

Geef op of u het beeld wilt verschuiven op het vel, met een maximumverschuiving van 100 mm (3,94 inch).

Voorbeeld van inslag met de optie [Beeld verschuiven]  → [Voorzijde] en [Beeld verschuiven]  → [Achterzijde] (documentweergave)

[Kantlijn wissen]

De marge van het document wissen

Geef op of u de marges van het beeld wilt wissen. Wanneer u de optie Kantlijn wissen aanpast, wist u delen van het beeld, met een maximum van 100 mm (3,94 inch).

Voorbeeld van inslag met de optie [Kantlijn wissen] (documentweergave)

[Afdrukuitvoer] -instellingen

Opdrachtinstelling

Wat u kunt definiëren

[Afdrukuitvoer] →

[Uitvoerlade]

Uitvoerlade

Geef op welke uitvoerlade moet worden gebruikt. De geselecteerde afwerkingsmethode kan een bepaalde uitvoerlade vereisen:

  • [Boekjeslade stapeleenheid/nieter]: voor boekjes.

  • [eWire-lade]: voor met draad gebonden boekjes met de eWire.

    Gebruik deze optie in combinatie met de optie [Ponsen]  → [Afh. v. ponsset] als u geponste sets met vellen wilt afleveren bij de eWire.

  • voor afwerken met een DFD (Document Finishing Device; apparaat voor documentafwerking).

    U kunt de naam van de DFD opgeven in Settings Editor. Locatie: [Voorkeuren]  → [Standaardinstellingen afdrukopdrachten]  → [Externe afwerkingseenheid]  → [Naam].

  • [Lade Perfect Binder]: alleen zichtbaar indien geselecteerd door PRISMAprepare of PRISMAsync Remote Printer Driver.

[Afdrukuitvoer] →

[Sorteer]

Sorteermethode

Geef op hoe u de uitvoer wilt sorteren, [Per pagina] of [Per set]

[Afdrukuitvoer] →

[Wisselend stapelen]

Stapelmethode

Geef op of u wel of niet wisselend wilt stapelen. Wisselend stapelen is afhankelijk van het actieve workflowprofiel.

[Afdrukuitvoer] →

[Geavanceerde instell.]

Afleveringsmethode

Geef de aflevermethode van de vellen in het opvangblad van uw keuze op:

  • [Afdrukorder], geef de uitvoervolgorde van de vellen op.

  • [Veloriëntatie], geef op welke afdrukstand voor vellen wordt toegepast.

  • [Rotatie], geef op of de vellen moeten worden gedraaid in het opvangblad.

Instellingen voor afdrukkwaliteit

Opdrachtinstelling

Wat u kunt definiëren

[Afbeelding aanpassen]

Aanpassing van CMYK-waarden op opdrachtniveau

Pas de CMYK-curves zo nodig aan op opdrachtniveau.

Het PRISMAsync Print Server-kleurbeheer en de afdrukengine zorgen voor een optimale kleurweergave op het materiaal dat u gebruikt. Soms wilt u CMYK-waarden mogelijk echter op opdrachtniveau bewerken voor een beter resultaat.

[Afdrukkwaliteit]  → [Kleurvoorinstelling]

Selectie van de kleurvoorinstelling

Selecteer zo nodig een standaard kleurvoorinstelling voor de opdracht:

  • [Office documents], vooraf gedefinieerde kleurinstellingen voor de reproductie van tekst en grafische lijnen in zakelijke documenten.

  • [Photographic content], vooraf gedefinieerde kleurinstellingen voor de reproductie van foto's en afbeeldingen

[Afdrukkwaliteit]  → [Kleurinstellingen bewerken]

Definitie en aanpassing van de kleurvoorinstelling

Pas de kleurinstellingen van de geselecteerde kleurvoorinstelling aan en sla de kleurvoorinstelling zo nodig op. De kleurvoorinstellingen worden ook gemaakt in de Settings Editor.

[Afdrukkwaliteit]  → [Kleurinstellingen bewerken]:

  • [Invoerprofiel]

  • [Rendering intent]

  • [Standaardregels voor intent CMYK-verzadiging]

Invoerprofiel en rendering intent

Geef op welke invoerprofielen en rendering intents u wilt gebruiken. Daarnaast kunt u opgeven of ingesloten profielen en rendering intents moeten worden genegeerd.

Voor CMYK kunt u opgeven of in het kleurbeheersysteem pure proceskleuren behouden moeten blijven of standaardregels voor kleurbeheer moeten worden aangehouden.

[Afdrukkwaliteit]  → [Kleurinstellingen bewerken]  → [Steunkleuren]

Steunkleur zoeken

Geef op of u de steunkleurtabel wilt gebruiken waarin standaardsteunkleuren en aangepaste steunkleuren worden opgeslagen.

Steunkleuren worden beheerd in de Settings Editor, maar kunnen ook worden toegevoegd met de steunkleureditor.

[Afdrukkwaliteit]  → [Kleurinstellingen bewerken]  → [Rasters]

Rasters selecteren

Geef op of u de standaardselectie van de rasters wilt wijzigen:

  • Raster [Fijn] voor scherpere tekst of verbetering van het kleurverloop in gebieden met kleur.

  • Raster [Normaal] voor tekst, afbeeldingen en grafische afbeeldingen.

[Afdrukkwaliteit]  → [Kleurinstellingen bewerken]  → [Andere instellingen]

Andere kleurvoorinstellingen

Er zijn verschillende andere kleurinstellingen, elk voor een bepaalde situatie:

  • [Zwart-wit afdrukken].

    Geef op of alle kleuren alleen met het zwarte kanaal moeten worden afgedrukt.

  • [Overprintsimulatie PDF gebruiken].

    Geef op of ondoorzichtige objecten transparant moeten worden weergegeven. In dat geval worden onderliggende objecten zichtbaar.

  • [Uitvoeropzet PDF/X gebr.].

    Geef op of u wilt afdrukken volgens de geïntegreerde PDF/X output intent. In dat geval worden de CMYK-definities van het apparaat genegeerd.

  • [Zwart overvullen].

    Met behulp van deze instelling kunt u zwarte objecten geforceerd afdrukken op een bepaalde achtergrondkleur. Deze optie wordt gebruikt door de systeemeigen PDF RIP om artefacten bij registratie te voorkomen.

  • [Puur zwart behouden].

    Geef op of waar mogelijk puur zwart moet worden toegepast. Puur zwart behouden betekent dat de kleur zwart voor 100% uit de inkt- of tonerkleur zwart bestaat. Wanneer puur zwart behouden niet mogelijk is of als deze functie is uitgeschakeld, bestaat de kleur zwart uit een combinatie van cyaan, magenta, gele en zwarte inkt.

  • [Zwartpuntcompensatie (BPC)].

    Compensatie zwarte punten wordt gebruikt in combinatie met de relative colourimetric rendering intent. Met Compensatie zwarte punten (BPC) worden invoerkleuren relatief geschaald ten opzichte van het uitvoerzwart om details in donkere gebieden te behouden. Wanneer het uitvoerzwart relatief licht is, biedt [Verbeterde BPC] betere prestaties dan [Adobe BPC].

[Afdrukkwaliteit]  → [Resolutie]

Printresolutie

Geef de afdrukresolutie op.

[Afdrukkwaliteit]  → [Kleurbalk]

Kleurpatches op de afgedrukte uitvoer

Geef op of u een extra kleurbalk van kleurpatches op de afgedrukte uitvoer wilt afdrukken om de inktdichtheid, de korreligheid en het contrast te controleren. Kleurbalken worden gemaakt in de Settings Editor.

[Afdrukkwaliteit]  → [Informatiebalk]

Waarden van gebruikte kleurinstellingen op de afgedrukte uitvoer

Geef op of u de waarden van de gebruikte kleurinstellingen wilt afdrukken op de afgedrukte uitvoer. Informatiebalken worden gemaakt in de Settings Editor.

[Afdrukkwaliteit]  → [Aanpassingen van kwaliteit]

Aanpassingen van afdrukkwaliteit

Er zijn verscheidene instellingen beschikbaar om de afdrukkwaliteit aan te passen:

  • [Sensoreenheidaanpassingen] (alleen als detectie-eenheid is geïnstalleerd)

    Gebruik deze instelling om een automatische aanpassing te selecteren

  • [Modus voor automatische aanpassing] (alleen als detectie-eenheid is geïnstalleerd)

    Gebruik deze instelling om de modus voor de automatische aanpassing in de detectie-eenheid te selecteren.

  • [Beeld vloeiend maken]

    Gebruik deze functie om een algoritme voor anti-aliasing toe te passen om afbeeldingen met een lage resolutie gelijkmatig te maken.

  • [Minder moiré v. afbeeldingen]

    Gebruik deze functie om een algoritme voor de beperking van moiré toe te passen om fotografische afbeeldingen te verbeteren. Houd er rekening mee dat deze instelling voor afbeeldingen met een resolutie van minder dan 300 dpi alleen effect heeft als de functie voor het vloeiend maken van het beeld is ingeschakeld.

  • [Overvulling]

    Als u de objectregistratie wilt verbeteren, kunt u een van de beschikbare voorinstellingen voor trapping selecteren of een nieuwe voorinstelling voor trapping maken.

  • [Prioriteit van kleur/resolutie]

    Gebruik deze instelling voor scherpe randen wanneer bij grafische objecten met een hoge tonerdichtheid de randen onduidelijk kunnen worden weergegeven. De grafische objecten kunnen minder verzadigd ogen. Doorgaans leidt een hogere resolutie tot een hogere afdrukkwaliteit, maar ook tot een lagere opdrachtproductiviteit.

  • [Scherpe afdrukken]

    Met deze instelling kunt u de afdrukresolutie wijzigen. Doorgaans leidt een hogere resolutie tot een hogere afdrukkwaliteit en een lagere opdrachtproductiviteit.

  • [Randverscherping voor tekst]

    Met deze instelling kunt u de afdrukkwaliteit voor tekst verbeteren.

  • [Grote tekst renderen als grafische weergaven]

    Met deze instelling kunt u de afdrukkwaliteit van grote tekst verbeteren. Met deze optie behoudt u de voordelen van het gebruik van het tekstrasterscherm voor kleine tekst.

[Afdrukkwaliteit]  → [Paginanummering]

Paginanummering

Geef op of documenten met paginanummers moeten worden afgedrukt.

Afwerkinstellingen

Opdrachtinstelling

Wat u kunt definiëren

[Inbinden]

Inbindmethode

Geef op hoe uw document moet worden ingebonden.

[Vouwen]

[Rillen]

Vouw- of rilmethode

Geef op hoe de afgedrukte documenten moeten worden gevouwen of gerild.

[Snijden]

Bijsnijdmethode

Geef op hoe de afgedrukte documenten moeten worden bijgesneden.

[Ponsen]

[Perforeren]

Pons- of perforatiemethode

Afhankelijk van de geïnstalleerde ponsset selecteert u de methode voor ponsen of perforatie.