Loading

Overzicht van apparaten

Inleiding

In [Apparaten] de werkruimte krijgt u een overzicht van de status van de beschikbare apparaten. U kunt apparaten in deze lijst in- en uitschakelen. U kunt ook een apparaat verwijderen. Als u apparaten wilt toevoegen, moet u de Cloud Proxy gebruiken. Als u deze niet hebt geïnstalleerd, vindt u onder aan de pagina de koppeling naar het installatiepakket voor de ondersteunde platforms.

Illustratie

Het belangrijkste werkruimtegebied bevat de lijst met alle apparaten.

De actie-werkbalk

De werkbalk bevat de acties die met de [De lijst met apparaten] -apparaten mogelijk zijn.

  1. U kunt instellen of een apparaat kan worden gebruikt in de toepassingen die u beheert:

    • [Uitschakelen]:

      Klik op de knop om gebruik van het apparaat te verbieden.

    • [Inschakelen]:

      Klik op de knop om gebruik van het apparaat toe te staan.

  2. U kunt een van de volgende apparaten verwijderen:

    [Verwijderen]:

    Klik op de knop om het apparaat te verwijderen.

    De dialoog die dan verschijnt, vraagt om bevestiging.

    OPMERKING

    Door een apparaat te verwijderen dat aan een betaald abonnement is gekoppeld, wordt de apparaatlicentie niet vrijgegeven!



  3. [Configureren]:

    U kunt de [Apparaatconfiguratie] werkruimte openen voor de apparaten die worden beheerd door Cloud Proxy.

    OPMERKING

    De knop [Configureren] heeft drie standen:

    • Niet aanwezig, voor [Native] -apparaten.

    • Zichtbaar en ingeschakeld, voor apparaten die zijn toegewezen aan afdruk-apps.

    • Zichtbaar en niet ingeschakeld, voor de rest.

De tabel [De lijst met apparaten]

Voor elk apparaat wordt de volgende informatie weergegeven:

Veld

Omschrijving

[Naam]

Naam van het apparaat.

[Status]

Status van het apparaat:

  • [Ingeschakeld]

    Dit apparaat kan vrij worden gebruikt.

  • [Uitgeschakeld]

    Het gebruik van dit apparaat is verboden voor alle gebruikers van deze tenant.

[Printermodel]

Apparaatmodel.

[Hostnaam]

De naam van de netwerkhost, indien beschikbaar.

[Serienummer]

Het serienummer van het apparaat.

[Controllertype]

Type controller dat het apparaat aanstuurt.

Kan een van de volgende zijn:

  • PRISMAsync

    Het apparaat wordt beheerd door PRISMAsync.

  • EmCon

    Het apparaat wordt beheerd door POWERsync.

  • [Onbekend]

    Deze informatie wordt niet door het apparaat gegeven.

[Controllerversie]

Softwareversie van de controller.

[Afdrukengineversie]

Versie van de software die op het apparaat is geïnstalleerd.

[IP-adres]

Het netwerk-IP-adres van het apparaat.

[Communicatietype]

Type communicatie tussen de toepassing en het apparaat. Kan een van de volgende zijn:

  • [Native] - directe communicatie.

  • [Proxy] - apparaat is toegankelijk via Cloud Proxy.

[Bedrijfsactiviteit]

Kan een van de volgende zijn:

  • CutSheet

    Dit apparaat gebruikt voorgesneden afdrukmateriaal

  • LFG

    Dit apparaat gebruikt grootformaat afdrukmateriaal.

  • [Onbekend]

    Deze informatie wordt niet door het apparaat gegeven.

[Productfamilie]

Algemene naam van de productfamilie.

[Locatie]

Aangepaste optionele informatie, zoals vermeld tijdens de registratie van het apparaat.

Moet de fysieke locatie van het apparaat bevatten.

[Ingeschakelde toepassingen]

Een lijst met alle [Toepassingen] die op dit apparaat zijn ingeschakeld.

Het [Details] deelvenster

In het venster wordt alle beschikbare informatie weergegeven over het apparaat dat in de [De lijst met apparaten] -tabel is geselecteerd. De inhoud is niet bewerkbaar.

Het [Toepassingen] deelvenster

Het [Toepassingen] venster bevat de lijst met toepassingen waarop geabonneerd is.

Het in de [De lijst met apparaten] geselecteerde apparaat is voor de geselecteerde toepassingen beschikbaar.

U kunt het gebruik van een apparaat voor een bepaalde toepassing in- of uitschakelen in de lijst door het bijbehorende selectievakje in te schakelen.



OPMERKING

Voor sommige toepassingen is ook het aantal gekoppelde apparaten aanwezig.

Het [Verbindingsstatus] deelvenster

De [Verbindingsstatus] biedt details over de beschikbaarheid van de Cloud Proxy en van de apparaten.



Veld

Omschrijving

[Status van Cloud Proxy]

Verbindingsstatus: laat u weten of Cloud Proxy al of niet bereikbaar is.

Status kan een van de volgende zijn:

  • [Geslaagd]

    Cloud Proxy is actief

  • [Fout]

    Cloud Proxy kan niet worden verbonden

Afhankelijk van het verbindingstype met de PRISMA Home, is een (of zijn beide) lijnen aanwezig:

[Apparaatstatus (via proxy)]

[Apparaatstatus (systeemeigen)]

Verbindingsstatus: laat u weten of het apparaat al of niet is aangesloten.

Status kan een van de volgende zijn:

  • [Geslaagd]

  • [Fout]

  • [Niet beschikbaar] (dit is de status voor alle [Uitgeschakeld] apparaten)

  • [Er is een fout opgetreden]

    Het apparaat wordt niet ingeschakeld.

  • [Onbekend], als de verbinding verbroken is

Knop [Verbinding testen]

Druk op de [Verbinding testen] knop als de verbinding met het apparaat is verbroken.

OPMERKING

De instelling [Verbindingsstatus] in het overzicht van de hoofdapparaten kan handmatig worden vernieuwd met de [Status van Cloud Proxy]. Als u geen [OK] status ontvangt, moet u schakelen naar de Cloud Proxy voor het oplossen van problemen.

[Apparaatconfiguratie]

Voor de apparaten die worden beheerd door Cloud Proxy, kunt u de [Apparaatconfiguratie] -werkruimte openen.

De [Apparaatconfiguratie] -werkruimte biedt u de mogelijkheid de configuratie van een geregistreerd apparaat te visualiseren. Ga om dit te open naar [Apparaten]  → [De lijst met apparaten]  → [Configureren].

Elk apparaat geeft informatie over zijn mogelijkheden, zoals de [Afwerkstations][Wachtrijen], en [Uitvoerlocaties]. Als u deze rol hebt, kunt u het gebruik van bepaalde afwerkingslers in- of uitschakelen, die op hun manier leiden tot de update van het beschikbare [Uitvoerlocaties].