Als u de functie voor scannen naar SMB wilt gebruiken, moet de systeembeheerder deze functie inschakelen. De systeembeheerder moet SMB-shares toevoegen. Er wordt een scanopdracht verzonden naar de geselecteerde SMB-share. Als de functie voor scannen naar SMB is ingeschakeld, kan de gebruiker opgeven naar welke SMB-map (submap) de scans moeten worden verzonden.
Plaats de originelen met de voorkant naar boven gericht in de automatische documentinvoer (ADF) of plaats één origineel met de voorkant naar beneden gericht op de glasplaat.
Druk op het bedieningspaneel op [Opdrachten] -> [Kopie/Scan] -> [Scannen naar SMB].
Het opdrachtvenster wordt weergegeven.
Verander de instellingen voor het origineel en het bestand.
Selecteer de SMB-share in het scherm [Bestemming] en druk op [OK].
U kunt desgewenst een submap opgeven om de scans naar te verzenden. Als de submap nog niet bestaat, wordt de submap direct gemaakt.
Druk op [Starten] 
.
De originelen worden gescand en het resulterende bestand wordt verzonden naar de geselecteerde SMB-share en SMB-submap, indien van toepassing.