Loading

De eigenschappen van het document instellen

Inleiding

In het gedeelte [Documenteigenschappen] beschrijft u het originele document dat u gaat laden wanneer u de sjabloon gebruikt. U kunt het volgende opgeven:

  • De beeldrichting van het origineel.

  • De legendapositie van het origineel.

  • De bestandsparameters van het origineel.

U wordt geadviseerd de documenteigenschappen aan te passen wanneer u met gebruikmaking van dezelfde sjabloon bestanden met verschillende standaarden in een opdracht laadt.

OPMERKING

De instellingen kunnen verschillen, afhankelijk van het printermodel.

Instellingen documenteigenschappen

Documenteigenschap

Instelling

Beschrijving

[Beeldrichting]

[Overeenstemmen met CAD-standaard]

U behoudt de standaardinstelling [Overeenstemmen met CAD-standaard] en draait het beeld overeenkomstig de geselecteerde standaard: [DIN], [ERICSSON], [AFNOR].

[Leesrichting]

U kunt de leesrichting van het origineel handmatig opgeven:

  • [Liggend]: als de lange kant van het beeld de bovenkant van het beeld is.

  • [Staand]: als de korte kant van het beeld de bovenkant van het beeld is.

[Geen rotatie (zoals in bestand)]

Geen extra rotatie; de rotatie gebruiken zoals die is opgeslagen in het originele beeld.

[180 graden extra roteren]

Plaats een vinkje bij een van de drie oriëntatiewaarden om het beeld 180 graden te draaien.

De rotatie wordt toegepast op het nieuw berekende beeld dat het nieuwe origineel is geworden. Let op bij automatische detectie van de legenda: de legendadetectie wordt berekend voordat de extra rotatie wordt toegevoegd.

[Legendapositie]

[Overeenstemmen met CAD-standaard]

De standaardinstellingen behouden:Met [Overeenstemmen met CAD-standaard] wordt de legenda geplaatst overeenkomstig de geselecteerde standaard:

  • [DIN]: legendalocatie rechtsonder in een liggend beeld.

  • [ERICSSON]: legendalocatie linksboven in een liggend beeld.

  • [AFNOR]: legendalocatie rechtsonder in het beeld, met het beeld naar staand geroteerd bij A0- en A2-formaat, en geroteerd naar liggend bij A1- en A3-formaat.

[Legendapositie]

Selecteer de [Legendapositie] handmatig, door een van de posities uit de lijst te kiezen.

[Geen legenda]

Selecteer [Geen legenda] als de documenten normaliter geen legenda hebben en niet gevouwen zullen worden.

[Automatische detectie van de legenda]

U kunt de toepassing ook automatisch de legendapositie laten kiezen. Deze instelling wordt geadviseerd wanneer u:

  • Beelden hebt die doorgaans een legenda bevatten.

  • Verschillende documentstandaarden en -formaten in één opdracht hebt.

  • De legenda na een vouwbewerking bovenop het gevouwen pakket geplaatst wilt hebben.

Het systeem analyseert het beeld om de locatie van de legenda vast te stellen. In het afdrukvoorbeeld wordt de gekozen hoek getoond.

[Bestandsindeling]

HP-GL/2: [Gebruik ‘Select Pen 0’ (SP0) voor HP-GL/2 einde bestand]

Plaats een vinkje als u de opdracht 'Pen 0 selecteren' gebruikt om het eind van een plot aan te geven in een HP-GL/2-document.

HP-GL/2: [Kleuren van overlappende elementen samenvoegen]

Plaats een vinkje als u de kleuren van de overlappende gebieden in uw originele beeld wilt samenvoegen in de uitvoer.

HP-GL/2: [Printeremulatie]

Selecteer de printeremulatie-standaard in de lijst.

HP-GL/2 - PDF: [Afdrukgebied]

Geef aan of het afdrukbare gebied op volledige grootte of een inktgedeelte is.

PDF: [Overdrukken]

Plaats een vinkje om de overprint te activeren voor PDF, waardoor de bovenste laag van de overlappende inkt transparant verschijnt op de onderliggende inkt.