U kunt documenten met variabele data maken. De variabele data worden opgehaald uit een externe gegevensbron. In de gegevensbronweergave worden de rijen en velden van het geselecteerde gegevensbronbestand weergegeven. De velden van elke rij bevatten variabele data. Standaard zijn alle rijen geselecteerd. U kunt de selectie opheffen voor de rijen die u niet wilt afdrukken. De variabele data uit de geselecteerde rijen worden afgedrukt.
Schakel het selectievakje voor een rij in om de rij te selecteren. Schakel het selectievakje uit om de selectie van de rij op te heffen.
Voer rijnummers of rijbereiken in de onderste balk van de gegevensbronweergave in om rijen te selecteren. Het teken n wordt gebruikt om de laatste rij op te geven. Met het teken * geeft u alle rijen op. Bijvoorbeeld: 1,5,9-n.
De variabele data uit de geselecteerde rijen worden afgedrukt.
Aanvullende acties |
Omschrijving |
---|---|
Niet-geselecteerde rijen verbergen |
|
Alle rijen weergeven |
|
U kunt een van de rijen in de gegevensbron instellen als veldnamenrij. De waarden in de veldnamenrij worden gebruikt als kolomkoppen. De gegevens in de rijen boven de veldnamenrij worden niet gebruikt wanneer het document met variabele data wordt afgedrukt. De rijen boven de veldnamenrij worden verborgen in de gegevensbronweergave.
Klik in de gegevensbronweergave met de rechtermuisknop op een rij.
Selecteer [Instellen als veldnamenrij] in het contextmenu.
De rij wordt ingesteld als aangepaste veldnamenrij.
Aanvullende acties |
Omschrijving |
---|---|
De veldnamenrij opnieuw instellen |
|
De kolommen sorteren |
|
De oorspronkelijke volgorde van de velden in het gegevensbronbestand gebruiken |
|