Loading

De variabele data beheren

De variabele data selecteren

U kunt documenten met variabele data maken. De variabele data worden opgehaald uit een externe gegevensbron. In de gegevensbronweergave worden de rijen en velden van het geselecteerde gegevensbronbestand weergegeven. De velden van elke rij bevatten variabele data. Standaard zijn alle rijen geselecteerd. U kunt de selectie opheffen voor de rijen die u niet wilt afdrukken. De variabele data uit de geselecteerde rijen worden afgedrukt.

  1. Schakel het selectievakje voor een rij in om de rij te selecteren. Schakel het selectievakje uit om de selectie van de rij op te heffen.

    Voer rijnummers of rijbereiken in de onderste balk van de gegevensbronweergave in om rijen te selecteren. Het teken n wordt gebruikt om de laatste rij op te geven. Met het teken * geeft u alle rijen op. Bijvoorbeeld: 1,5,9-n.

    De variabele data uit de geselecteerde rijen worden afgedrukt.

Aanvullende acties

Omschrijving

Niet-geselecteerde rijen verbergen

  • Klik op de optie [Niet-geselecteerde rijen verbergen] om de niet-geselecteerde rijen in de gegevensbronweergave te verbergen. De optie is beschikbaar in de onderste balk van de gegevensbronweergave.

Alle rijen weergeven

  • Klik op de optie [Alle rijen uit de gegevensbron weergeven] om alle rijen uit de gegevensbron weer te geven. De optie is beschikbaar in de onderste balk van de gegevensbronweergave.

De veldnamenrij instellen

U kunt een van de rijen in de gegevensbron instellen als veldnamenrij. De waarden in de veldnamenrij worden gebruikt als kolomkoppen. De gegevens in de rijen boven de veldnamenrij worden niet gebruikt wanneer het document met variabele data wordt afgedrukt. De rijen boven de veldnamenrij worden verborgen in de gegevensbronweergave.

  1. Klik in de gegevensbronweergave met de rechtermuisknop op een rij.

  2. Selecteer [Instellen als veldnamenrij] in het contextmenu.

    De rij wordt ingesteld als aangepaste veldnamenrij.

Aanvullende acties

Omschrijving

De veldnamenrij opnieuw instellen

  • Selecteer de optie [Veldnamenrij herstellen] in de onderste balk van de gegevensbronweergave.

    De oorspronkelijke veldnamenrij uit het gegevensbronbestand wordt gebruikt. Alle rijen in de gegevensbron zijn beschikbaar in de gegevensbronweergave.

De kolommen sorteren

  • Klik op een kolomkop om de velden in de kolom te sorteren. U kunt oplopend en aflopend sorteren.

De oorspronkelijke volgorde van de velden in het gegevensbronbestand gebruiken

  • Klik op de optie [Oorspronkelijke volgorde herstellen] om de volgorde van de velden in het gegevensbronbestand te gebruiken. De optie is beschikbaar in de onderste balk van de gegevensbronweergave.