Loading

Wijzig de afwerking voor de opdracht

Uitvoerinstellingen

Uitvoerinstellingen

De instellingen voor [Inbinden] wijzigen

  1. Open de opdracht in de app [Opdracht bewerken].

  2. Klik op [Inbinden].

    Instellingen voor inbinden
  3. Selecteer een van de instellingen onder [Inbinden].

    • [Geen]: geen inbindmethode.

    • [1 nietje]: inbinden met één nietje. Geef de waarde voor [Locatie] op.

    • [2 nietjes]: inbinden met twee nietjes. Geef de waarde voor [Locatie] op.

    • [Rugnieten]: gevouwen boekjes nieten. Geef de waarde voor [Locatie] op.

    • [Vouwpers]: boekjes nieten met aangedrukte rug. Geef de instellingen op voor [Locatie] en [Drukkracht].

    OPMERKING

    De instellingen voor inbinden zijn afhankelijk van het afwerkstation en de rugnieteenheid die verbonden zijn met de printer.

  4. Sluit het pop-upvenster.

  5. Klik op [OK] om de wijzigingen op te slaan.

De instellingen voor [Vouwen] wijzigen

  1. Open de opdracht in de app [Opdracht bewerken].

  2. Klik op [Vouwen].

  3. Selecteer een van de instellingen onder [Vouwen].

    OPMERKING

    De vouwinstellingen zijn afhankelijk van de vouweenheid die is verbonden met de printer.

    Vouwinstellingen

    Vouwinstellingen

    [Geen]

    [Wikkelvouw]

    [Zigzagvouw]

    [Parallelvouw]

    [Z-vouwen]

    [Middenvouw][Meerv. middenvouw]

    met [Meerv. middenvouw] worden meerdere vellen gevouwen.

  4. Sluit het pop-upvenster.

  5. Klik op [OK] om de wijzigingen op te slaan.

De instellingen voor [Rillen] wijzigen

Het rillen wordt verricht door een inline afwerkstation dat ook gatenpatronen kan ponsen.

Rillen maakt het vouwproces gemakkelijker. Vooraf gerilde vellen zorgen voor een fysieke vouw van betere kwaliteit.

  1. Open de opdracht in de app [Opdracht bewerken].

  2. Klik op [Vouwen].

  3. Selecteer een van de instellingen onder [Rillen].

    De instelling [Rillen]
  4. Geef bij [Vellen] op welke vellen moeten worden gerild.

    OPMERKING

    De rilinstellingen zijn afhankelijk van de op de professionele ponseenheid geïnstalleerde ponsset.

    De instelling [Vellen]
  5. Sluit het pop-upvenster.

  6. Klik op [OK] om de wijzigingen op te slaan.

De instellingen voor [Ponsen] wijzigen

  1. Open de opdracht in de app [Opdracht bewerken].

  2. Klik op [Ponsen].

  3. Selecteer een van de instellingen onder [Ponsen].

    OPMERKING

    De ponsinstellingen zijn afhankelijk van het afwerkstation dat is verbonden met de printer.

    Instellingen voor ponsen
    • [Geen]: geen ponsen.

    • [2 gaatjes]: ponsen met twee gaten.

    • [3 gaatjes]: ponsen met drie gaten.

    • [Afhankelijk van ponsset]: ponsen met het gatenpatroon van de geïnstalleerde ponsset.

    • [Vast dubbel]: ponsen met twee rijen gaten.

  4. Sluit het pop-upvenster.

  5. Klik op [OK] om de wijzigingen op te slaan.

De instellingen voor [Bijsnijden] gebruiken

Gebruik de instelling [Bijsnijden] om op te geven hoe de afgedrukte documenten moeten worden bijgesneden.

Instellingen voor bijsnijden
  1. Open de opdracht in de app [Opdracht bewerken].

  2. Klik op [Bijsnijden].

  3. Selecteer onder [Locatie voor bijsnijden] de optie [Inline] of [Offline].

  4. Selecteer onder [Bijsnijden] de optie [Afwerkingsform.] of [Snijformaat].

  5. Als u [Afwerkingsform.] selecteert, moet u de vereiste grootte in de lijst [Formaat] selecteren.

    Als u [Snijformaat] selecteert, moet u de velden [Lange zijde] en [Korte zijde] gebruiken om een waarde in te voeren.

    OPMERKING

    De notatie {0} verwijst naar het snijformaat in mm of inches.

  6. Sluit het pop-upvenster.

  7. Bekijk het resultaat in het realistische voorbeeld.

    Snijmarkeringen
  8. Klik op [OK] om de wijzigingen op te slaan.