Loading

Instellingen voor de afdrukkwaliteit opgeven

Naar de instellingen voor afdrukkwaliteit gaan

U kunt instellingen voor de afdrukkwaliteit opgeven.

OPMERKING

De instellingen voor afdrukkwaliteit hebben invloed op alle afdrukopdrachten.

  1. Open Settings Editor en ga naar: [Voorkeuren]  → [Systeeminstellingen].

    [Systeeminstellingen] (tabblad)
  2. Ga naar [Instellingen voor afdrukkwaliteit].

    Gedeelte [Instellingen voor afdrukkwaliteit]

De afdrukkwaliteit van kleine tekst opgeven

  1. Gebruik de optie [Randverscherping voor tekst] om de afdrukkwaliteit van kleine tekst te verbeteren.

  2. Klik op [OK].

De afdrukkwaliteit van afbeeldingen opgeven

  1. Gebruik de optie [Randverscherping voor afbeeldingen] om de afdrukkwaliteit van grafische afbeeldingen te verbeteren.

  2. Klik op [OK].

De scherpte van afdrukken opgeven

  1. Gebruik de optie [Scherpe afdrukken] om de scherpte van afdrukken aan te passen.

  2. Klik op [OK].

Prioriteit aan beeldkwaliteit of productiviteit geven

  1. Gebruik de optie [Optimalisatie van beeldcompressie] om prioriteit te geven aan beeldkwaliteit of productiviteit.

  2. Klik op [OK].

De standaardrasterschermen voor de rasters opgeven

Met deze instelling kunt u de rasterschermen wijzigen die door de printer worden gebruikt. Wanneer u deze instelling hebt gewijzigd, moet de volledige kalibratieprocedure (schaduwcorrectie, automatische gradatieaanpassing (AGA) en kalibratie van de materiaalfamilie) worden uitgevoerd. Gebruik de overeenkomende uitvoerprofielen in de materiaalfamilie.

  1. Gebruik de optie [Normaal raster] om het rasterscherm Normaal op te geven.

  2. Gebruik de optie [Fijn raster] om het rasterscherm Fijn te wijzigen.

  3. Klik op [OK].

  4. Kalibreer de printer en standaardmateriaalfamilies.

De afdrukdikte voor tekens en lijnen opgeven

  1. Gebruik de optie [Aanpassing streekdikte] om op te geven voor welke kleuren u dikkere lijnen wilt.

    • [Alleen voor zwart]

    • [Voor alle kleuren]

  2. Met de optie [Aanpassing van breedte in horizontale richting] kunt u de breedteaanpassing van tekens en lijnen in horizontale richting opgeven.

  3. Met de optie [Aanpassing van breedte in verticale richting] kunt u de breedteaanpassing van tekens en lijnen in verticale richting opgeven.

  4. Gebruik de optie [Voorwaarde voor aanpassing streekdikte] om op te geven of u tekens en lijnen voor alle opdrachten of alleen voor opdrachten met 1200 dpi dikker wilt afdrukken.

  5. Klik op [OK].