Loading

Instellingen voor de afdrukkwaliteit opgeven

Dit onderwerp bevat de volgende instructies:

  1. Naar de instellingen voor afdrukkwaliteit gaan

  2. De afdrukkwaliteit van kleine tekst opgeven

  3. De afdrukkwaliteit van afbeeldingen opgeven

  4. De scherpte van afdrukken opgeven

  5. Prioriteit aan beeldkwaliteit of productiviteit geven

  6. De standaardrasterschermen voor de rasters opgeven

  7. De afdrukdikte voor tekens en lijnen opgeven

Naar de instellingen voor afdrukkwaliteit gaan

OPMERKING

De instellingen voor afdrukkwaliteit hebben invloed op alle afdrukopdrachten.

  1. Open Settings Editor en ga naar: [Voorkeuren]  → [Systeeminstellingen].

    [Systeeminstellingen] (tabblad)
  2. Ga naar [Instellingen voor afdrukkwaliteit].

    Gedeelte [Instellingen voor afdrukkwaliteit]

De afdrukkwaliteit van kleine tekst opgeven

  1. Gebruik de optie [Randverscherping voor tekst] om de afdrukkwaliteit van kleine tekst te verbeteren.

  2. Klik op [OK].

De afdrukkwaliteit van afbeeldingen opgeven

  1. Gebruik de optie [Randverscherping voor afbeeldingen] om de afdrukkwaliteit van grafische afbeeldingen te verbeteren.

  2. Klik op [OK].

De scherpte van afdrukken opgeven

  1. Gebruik de optie [Scherpe afdrukken] om de scherpte van afdrukken aan te passen.

  2. Klik op [OK].

Prioriteit aan beeldkwaliteit of productiviteit geven

  1. Gebruik de optie [Optimalisatie van beeldcompressie] om prioriteit te geven aan beeldkwaliteit of productiviteit.

  2. Klik op [OK].

De standaardrasterschermen voor de rasters opgeven

Met deze instelling kunt u de rasterschermen wijzigen die door de printer worden gebruikt. Wanneer u deze instelling hebt gewijzigd, moet de volledige kalibratieprocedure (schaduwcorrectie, automatische gradatieaanpassing (AGA) en kalibratie van de materiaalfamilie) worden uitgevoerd. Gebruik de overeenkomende uitvoerprofielen in de materiaalfamilie.

  1. Gebruik de optie [Normaal raster] om het rasterscherm Normaal op te geven.

  2. Gebruik de optie [Fijn raster] om het rasterscherm Fijn te wijzigen.

  3. Klik op [OK].

  4. Kalibreer de printer en standaardmateriaalfamilies.

De afdrukdikte voor tekens en lijnen opgeven

  1. Gebruik de optie [Aanpassing streekdikte] om op te geven voor welke kleuren u dikkere lijnen wilt.

    • [Alleen voor zwart]

    • [Voor alle kleuren]

  2. Met de optie [Aanpassing van breedte in horizontale richting] kunt u de breedteaanpassing van tekens en lijnen in horizontale richting opgeven.

  3. Met de optie [Aanpassing van breedte in verticale richting] kunt u de breedteaanpassing van tekens en lijnen in verticale richting opgeven.

  4. Gebruik de optie [Voorwaarde voor aanpassing streekdikte] om op te geven of u tekens en lijnen voor alle opdrachten of alleen voor opdrachten met 1200 dpi dikker wilt afdrukken.

  5. Klik op [OK].