Een stempel voor uw document selecteren en gebruiken.
U kunt slechts één stempeltekst per document toepassen.
Stempels worden niet geschaald.
De positie van de stempel wordt relatief aan de grafische gegevens bepaald. Als het document wordt gedraaid, draait de stempel mee.
De instelling [Stempel] is niet beschikbaar voor de ColorWave 810/910/9000 en de imagePROGRAF-printers.
Waarde |
Beschrijving |
---|---|
[Stempelen] |
Schakel het selectievakje in om de stempel in te schakelen voor uw opdracht. Selecteer een positie op de animatie om de stempel op het materiaal te positioneren. |
[Verschuiven] |
Desgewenst kunt u een horizontale en verticale verschuiving opgeven en de hoek opgeven waaronder de stempel wordt geplaatst. ![]() Voor sommige printermodellen kunt u ook een rotatiehoek opgeven. |
[Stempeltekst] |
Maak de stempeltekst aan (verplicht). De stempel bestaat uit een vrije combinatie van vrije tekst (max. 256 tekens) en vooraf gedefinieerde variabelen. De resulterende stempeltekst is een enkele regel. Vooraf opgegeven variabelen:
|
[Lettertype] |
Geef het lettertype en de lettergrootte voor de stempel op:
|
[Tekenkleur] |
Selecteer een grijsschaalwaarde uit een vervolgkeuzelijst (zwart, grijs, donkergrijs of lichtgrijs) om de kleur van de stempel op te geven. |