Loading

Informatie over de drie synchronisatiemodi

Wat is een synchronisatiemodus

De synchronisatiemodus bepaalt hoe het synchronisatiegebied moet worden gesynchroniseerd. Er zijn drie synchronisatiemodi.

  • [Alle clusterprinters samenvoegen]: de bronitems van alle clusterprinters worden uitgebreid met de bronitems van alle andere clusterprinters.

  • [Samenvoegen met hoofdprinter ]: de bronitems van clusterprinters 2 en hoger worden uitgebreid met de bronitems van de hoofdprinter.

  • [Overschrijven door hoofdprinter]: de bronnen van de printers 2 en hoger worden overschreven door de bronnen van de hoofdprinter.

PRISMAsync Remote Match plaatst de clusterprinters op basis van de geselecteerde synchronisatiemodus. Voor de synchronisatiemodi [Samenvoegen met hoofdprinter ] en [Overschrijven door hoofdprinter] wordt printer 1 de hoofdprinter genoemd en deze wordt boven in het cluster geplaatst.

Optie [Samenvoegen met hoofdprinter ]
Optie [Alle clusterprinters samenvoegen]
BELANGRIJK

Alle synchronisatiemodi kunnen resulteren in het verlies van bronitems.

[Alle clusterprinters samenvoegen] -modus

Deze modus past bij de volgende afdrukomgevingen.

  • Meerdere gebruikers configureren de printers van dezelfde printerserie en -versie.

  • De huidige printerbronitems moeten beschikbaar blijven op de printer.

  • De huidige printerbronitems moeten ook beschikbaar worden op de andere clusterprinters.

Voorbeeld 1: [Alle clusterprinters samenvoegen]

  • Een cluster heeft drie printers: 1, 2 en 3.

  • De bron is: [Workflow].

  • Printer 1 heeft de geautomatiseerde workflows A en B; printer 2 heeft de geautomatiseerde workflows Q en R; printer 3 heeft de geautomatiseerde workflow Y.

Na de synchronisatie:

De bronitems A, B, Q, R en Y zijn beschikbaar op printers 1, 2 en 3.

Voorbeeld 1: [Alle clusterprinters samenvoegen]

Voorbeeld 2: [Alle clusterprinters samenvoegen]

  • Een cluster heeft drie printers: 1, 2 en 3.

  • De bron is: [Workflow].

  • De printers hebben bronitems met dezelfde naam. Printer 1 heeft de geautomatiseerde workflows A; printer 2 heeft de geautomatiseerde workflows A en B; printer C heeft de geautomatiseerde workflow B.

Na de synchronisatie:

De prioriteit van de clusterprinters bepaalt welk bronitem 'wint' en welk bronitem wordt verwijderd.

  • Voor bronitem A: printer 1 'wint' omdat deze een hogere prioriteit heeft dan printer 2.

  • Voor bronitem B: printer 2 'wint' omdat deze een hogere prioriteit heeft dan printer 3.

Voorbeeld 2: [Alle clusterprinters samenvoegen]

[Samenvoegen met hoofdprinter ] -modus

Deze modus past bij de volgende afdrukomgevingen.

  • Meerdere gebruikers configureren de printers van dezelfde printerserie en -versie.

  • De huidige printerbronitems moeten beschikbaar blijven op de printer.

  • De bronitems van de hoofdprinter moeten ook beschikbaar worden op de andere clusterprinters.

Voorbeeld 1: [Samenvoegen met hoofdprinter ]

  • Een cluster heeft drie printers: 1, 2 en 3.

  • De bron is: [Workflow].

  • Printer 1 heeft de geautomatiseerde workflows A en B; printer 2 heeft de geautomatiseerde workflows Q en R; printer 3 heeft de geautomatiseerde workflow Y.

Na de synchronisatie:

  • De bronitems A en B zijn nu ook beschikbaar op printer 2 en printer 3.

Voorbeeld 1: [Samenvoegen met hoofdprinter ]

Voorbeeld 2: [Alle clusterprinters samenvoegen]

  • Een cluster heeft drie printers: 1, 2 en 3.

  • De bron is: [Workflow].

  • De printers hebben bronitems met dezelfde naam. Printer 1 heeft de geautomatiseerde workflows A; printer 2 heeft de geautomatiseerde workflows A en B; printer C heeft de geautomatiseerde workflow B.

Na de synchronisatie:

De prioriteit van de clusterprinters bepaalt welk bronitem 'wint' en welk bronitem wordt verwijderd.

  • Voor bronitem A: printer 1 'wint' omdat deze een hogere prioriteit heeft dan printer 2.

Voorbeeld 2: [Samenvoegen met hoofdprinter ]

[Overschrijven door hoofdprinter] -modus

Deze modus past bij de volgende afdrukomgevingen.

  • Eén gebruiker configureert de printers van dezelfde printerserie en -versie.

  • De bronitems van de hoofdprinter moeten beschikbaar worden op de andere clusterprinters.

  • De huidige printerbronitems worden vervangen door de bronitems van de hoofdprinter.

Voorbeeld 1: [Overschrijven door hoofdprinter]

  • Een cluster heeft drie printers: 1, 2 en 3.

  • De bron is: [Workflow].

  • Printer 1 heeft de geautomatiseerde workflows A en B; printer 2 heeft de geautomatiseerde workflows Q en R; printer 3 heeft de geautomatiseerde workflow Y.

Na de synchronisatie:

  • De bronitems A en B van de hoofdprinter zijn nu beschikbaar op printer 2 en printer 3.

  • De bronitems Q, R en Y zijn verwijderd.

Voorbeeld 1: [Overschrijven door hoofdprinter]

Voorbeeld 2: [Overschrijven door hoofdprinter]

  • Een cluster heeft drie printers: 1, 2 en 3.

  • De bron is: [Workflow].

  • De printers hebben bronitems met dezelfde naam. Printer 1 heeft de geautomatiseerde workflows A; printer 2 heeft de geautomatiseerde workflows A en B; printer C heeft de geautomatiseerde workflow B.

Na de synchronisatie:

  • Het bronitem A van de hoofdprinter is nu beschikbaar op printer 2 en printer 3.

  • De bronitems A (van printer 2), B en Y worden overschreven.

Voorbeeld 2: [Overschrijven door hoofdprinter]

Synchronisatie van de instellingen voor [Kleurkalibratie] en [Std. kleuren]

De instellingen [Kleurkalibratie] en [Std. kleuren] gebruiken altijd de synchronisatiemodus [Overschrijven door hoofdprinter]. De reden hiervoor is dat het niet mogelijk is om de instellingen [Kleurkalibratie] en [Std. kleuren] samen te voegen.

De instellingen voor [Kleurkalibratie] en [Std. kleuren] van printer 1 worden toegepast.

OPMERKING

Printer 1 is de hoofdprinter voor de modi [Overschrijven door hoofdprinter] en [Samenvoegen met hoofdprinter ].