Loading

Een afdruktoepassing maken

Inleiding

Met [PRISMAguide XL] kunt u meerlaagse afdruktaken maken zonder uitgebreide voorbewerking in Adobe Photoshop of Adobe Illustrator. U hoeft de steunkleuren niet op een specifieke manier te benoemen of ervoor te zorgen dat er witte gegevenslagen op staan of dat overdrukken is ingeschakeld.

OPMERKING

Om witte inkt of lak te gebruiken in toepassingen, is een CMYKSS-profiel en een specifieke afdrukmodus nodig. U kunt de profielen downloaden op graphiplaza.cpp.canon.

Procedure

  1. Open PRISMAguide XL Engine door middel van de snelkoppeling op uw bureaublad of in het menu Start.
  2. Klik op [Nieuwe opdracht]
  3. Klik op [Nieuwe applicatie].
  4. Het tabblad [Overzicht] wordt geopend.

    Controleer / selecteer de instellingen voor:

    • [Printer]

    • [Materiaal]

    • [Afdrukmodus]

  5. Klik op [Bestand selecteren].
  6. Selecteer een PDF en klik op [Openen].
    OPMERKING

    Als u meer bronbestanden nodig hebt, klikt u op [Nieuw bestand].

  7. Open het tabblad [Lagen]
  8. Gebruik de pictogrammen om lagen toe te voegen, te verwijderen of te verplaatsen.

    Voor dit voorbeeld willen we meer lagen maken. Klik vier keer op de knop Dupliceren.

  9. Selecteer de lagen één voor één om [Laag bron] toe te voegen.

    Open de vervolgkeuzelijst [Laag bron] om pagina's, lagen of steunkleuren, aanwezig in het invoerbestand/de invoerbestanden, toe te wijzen als invoer voor een afdruklaag.

    Wijzig de volgorde van de lagen, indien nodig, door te slepen of door de pictogrammen te gebruiken.

  10. Selecteer de laag [Type].

    Kleurlagen worden afgedrukt in CMYK. De maskerlagen kunnen worden afgedrukt in [Wit], [Blokkeren (zwart)] en [Vernis].

    Er zijn twee typen maskerlagen:

    • [Masker begrenzingsvak]

      De vorm van de maskerlaag is een rechthoek ter grootte van de afbeelding. Delen in de materiaalkleur maken deel uit van de laag, evenals de delen die transparant zijn.

      [Masker begrenzingsvak]

      [Kleur]: [Wit]

      [Masker begrenzingsvak]

      [Kleur]: [Blokkeren (zwart)]

    • [Beelddeel masker]

      Het masker detecteert de kleurgegevens van de afbeelding en laat de delen die in de materiaalkleur zijn weg. Een pixel (in een rasterafbeelding) en vectorgegevens in de materiaalkleur worden op transparant ingesteld.

      Vectorgegevens worden gerasterd. Behalve als u de volgende functie inschakelt: [Vectorgegevens houden]. In dat geval zullen de vectorgegevens niet transparant zijn en deel uitmaken van de laag [Beelddeel masker] .

    OPMERKING

    Een ontwerp kan zowel raster- als vectorgegevens bevatten. In dit voorbeeld is de afbeelding een rasterafbeelding gecombineerd met vectorgegevens (witte lijnen in de ster).

    [Beelddeel masker]

    [Kleur]: [Wit]

    [Vectorgegevens houden]: Ja

    [Beelddeel masker]

    [Kleur]: [Blokkeren (zwart)]

    [Vectorgegevens houden]: Ja

    [Beelddeel masker]

    [Kleur]: [Blokkeren (zwart)]

    [Vectorgegevens houden]: Nee

    [Grenswaarde]

    De functie [Grenswaarde] bepaalt hoe dicht de kleurwaarden bij de ingestelde materiaalkleur moeten liggen. Deze pixels worden ook ingesteld als materiaalkleur en worden transparant gemaakt in de laag [Beelddeel masker] . Hoe hoger het aantal hoe hoger de tolerantie.

    [Grenswaarde]: 1

    [Grenswaarde]: 15

    Materiaalkleur

    Standaard is de materiaalkleur ingesteld op wit. U kunt een andere materiaalkleur kiezen. Deze kleur wordt op transparant ingesteld in de laag [Beelddeel masker] .

    [Strak/wijd vullen]

    Om te voorkomen dat een [Blokkeren (zwart)] laag of [Wit] laag zichtbaar is in de bovenste lagen, kunt u de [Strak/wijd vullen] waarden wijzigen.

    Verander de waarde om het maskergebied kleiner (Choke) of groter (Spread) te maken. Een positieve waarde maakt het gebied iets kleiner, een negatieve waarde maakt het gebied iets groter.

    [Strak/wijd vullen]: 0

    [Strak/wijd vullen]: 4

    [Strak/wijd vullen]: -4

  11. Voor dit voorbeeld hebben we deze lagen gemaakt

    Laag

    [Laag bron]

    [Type]

    Opmerking

    [Voor] 5

    2 pages PDF - p1

    [Kleur]

    De laag wordt geprint in CMYK.

    [Voor] 4

    2 pages PDF - p1

    [Beelddeel masker]

    [Kleur]: [Wit]

    De laag is in wit geprint.

    [Vectorgegevens houden]: Ja

    [Voor] 3

    2 pages PDF - p1

    [Beelddeel masker]

    [Kleur]: [Blokkeren (zwart)]

    De laag is in zwart geprint.

    [Vectorgegevens houden]: Nee

    [Strak/wijd vullen]: 4

    [Voor] 2

    2 pages PDF - p1

    [Beelddeel masker]

    [Kleur]: [Wit]

    De laag is in wit geprint.

    [Vectorgegevens houden]: Ja

    [Voor] 1

    2 pages PDF - p2

    [Kleur]

    De laag wordt geprint in CMYK.

  12. De toepassing controleren op het overzichtstabblad

    U kunt het voorbeeld als volgt draaien, verplaatsen of in- en uitzoomen:

    • Draaien: klik op de linkermuisknop en houd deze ingedrukt.

    • Verplaatsen: klik op de rechtermuisknop en houd deze ingedrukt.

    • In- en uitzoomen: draai het wieltje van de muis.

    OPMERKING

    In de voorbeeldweergave kunt u controleren of de achterste afbeelding moet worden omgedraaid, wat het geval kan zijn als er teksten zichtbaar zijn. In dit geval is dit niet nodig.

  13. Voor meerdere exemplaren of om een snijpad toe te voegen, opent u het tabblad voor lay-out materialen of het tabblad voor snijden en voert u de juiste instellingen in.

    Zie voor meer informatie:

  14. Open het tabblad [Afdrukken] en controleer de instellingen.

    Zie voor meer informatie: Het tabblad Afdrukken

  15. Klik op de knop [Afdrukken] om de taak naar ONYX Thrive te verzenden.
    OPMERKING

    Elke laag is een afzonderlijke afdruktaak en maakt deel uit van dezelfde samengestelde batch.

    OPMERKING

    Als u een toepassing als recept wilt opslaan voor toekomstig gebruik, zie dan Een toepassing opslaan als een recept.