Loading

Een item toevoegen of bewerken

De opdrachtbondefinitie bevat een aantal standaardopdrachtbonitems. U kunt ook uw eigen items maken en configureren. U dient voor elk aangepast item een itemtype op te geven. De nieuwe items worden toegevoegd aan de opdrachtbondefinitie. In de werkruimten [Productitems] en [Orderitems] worden alle beschikbare items weergegeven.

De opdrachtbonitems die worden gebruikt in een product, kunnen uitsluitend voor dat product worden geconfigureerd in de werkruimte [Producten]. De opdrachtbonitems die worden gebruikt in een weergave, kunnen uitsluitend voor die weergave worden geconfigureerd.

U kunt de itemnaam of het itemtype niet meer wijzigen nadat u het item hebt gemaakt.

Aanvullende acties

Omschrijving

De items sorteren

  1. Klik op de kolomkop om te sorteren in oplopende of aflopende volgorde.

    U kunt het sorteermechanisme gebruiken om de items en producten per type te groeperen. U kunt de items en producten ook sorteren op alfabetische volgorde.

Een item verwijderen

U kunt opdrachtbonitems uit de [Productitems] en de [Orderitems] verwijderen.

  1. Selecteer het item dat u wilt verwijderen.

    Sommige items, zoals [Auteur] en [Gebruikers-id], zijn vooraf gedefinieerd en verbonden met systeembestanden. Deze items kunt u niet verwijderen. Als u een van deze items selecteert, is de knop [Verwijderen] niet beschikbaar.

  2. Klik op het pictogram verwijderen om een item te verwijderen.

  3. Bevestig dat u het item wilt verwijderen.

    Als u het opdrachtbonitem toevoegt aan één of meer weergaven of producten, moet u bevestigen dat u dit item wilt verwijderen. Vervolgens wordt het item verwijderd uit alle weergaven en producten.

  1. Selecteer de werkruimte waarin u het nieuwe item wilt maken: [Productitems] of [Orderitems].

  2. Klik op [Toevoegen].

  3. Geef de itemnaam op. U kunt deze tekens gebruiken: 'a. - z.', 'A. - Z.', '0. - 9.', '_' . Spaties zijn niet toegestaan. De naam moet uniek zijn.

    De itemnaam mag niet meer dan 128 tekens bevatten. De accounting-gegevens kunnen niet worden verzameld als de definitie van de opdrachtbon een item bevat met een naam langer dan 128 tekens.

  4. Geef het itemtype op.

  5. Geef het [Bijschriften] op. Het bijschrift is de weergegeven naam van het item.

    U kunt deze tekens gebruiken: 'a. - z.', 'A. - Z.', '0. - 9.', '_' . Spaties zijn toegestaan voor het bijschrift.

    De standaardtaal voor het item wordt boven aan het gedeelte [Bijschriften] weergegeven. U kunt voor elke taal een bijschrift opgeven. Raadpleeg de procedure Talen beheren als u een taal voor een item wilt toevoegen of verwijderen.

  6. Geef de knopinfo voor het item op.

    U kunt de knopinfo in het rechtertekstveld opgeven. Het tekstveld voor de knopinfo is geel. U kunt voor elke taal knopinfo opgeven.

  7. Geef het [Configuratie] op.

    In dit dialoogvenster geeft u de waarden voor het item op. De waarden voor het item zijn beschikbaar in de opdrachtbondefinitie.

    OPMERKING

    U wordt aangeraden een neutrale standaardwaarde toe te wijzen aan het item: Geen, Nee, 0, False, [lege tekenreeks].

    Tabel 1.

    Itemtype

    Omschrijving

    [Nummer]

    [Nummer] -items zijn items waarvoor de gebruiker een numerieke waarde kan opgeven.

    • [Aantal decimalen:]

      Wanneer de gebruiker meer decimalen typt dan is opgegeven, wordt de numerieke waarde afgerond op basis van het opgegeven aantal decimalen.

    [Ja/nee]

    [Ja/nee] -items zijn items die de gebruiker kan in- of uitschakelen.

    U kunt de standaardwaarde voor het item opgeven. Een ingeschakeld selectievakje betekent dat de standaardwaarde Ja is. Een uitgeschakeld selectievakje betekent dat de standaardwaarde Nee is.

    U kunt aangepaste bijschriften voor de waarden Ja en Nee opgeven. Bijvoorbeeld Waar en Onwaar. U kunt de knopinfo in het rechtertekstveld opgeven voor elk bijschrift. Het tekstveld voor de knopinfo is geel.

    [Titel 'Niet-gedefinieerd':] De optie [Standaardwaarde] wordt genegeerd als u een bijschrift voor deze optie opgeeft. De gebruiker moet altijd een waarde selecteren voor dit item. Er wordt geen standaardwaarde aangeboden aan de gebruiker.

    [Tekst]

    [Tekst] -items zijn items waarvoor de gebruiker tekst kan typen. Tekstitems kunnen uit een of meer regels bestaan. Een item zoals [Opmerkingen] is doorgaans een item dat uit meerdere regels bestaat.

    U kunt tekst typen die wordt weergegeven als de standaardtekenreeks in de opdrachtbon. Als de gebruiker het tekstitem kan bewerken, kan de gebruiker de standaardtekenreeks wijzigen. U kunt opgeven hoeveel tekens de gebruiker maximaal mag invoeren.

    U kunt een masker opgeven voor de tekst. Het masker wordt vergeleken met de ingevoerde tekst. Wanneer het patroon overeenkomt, is de tekst geldig. Het masker moet een regex (gewone expressie) zijn.

    OPMERKING

    Om de gebruiker te informeren over het masker, kunt u informatie over het masker opnemen in de knopinfo voor het item.

    [Datum]

    [Datum] -items zijn items waarvoor de gebruiker een datum kan opgeven.

    Met de optie [De standaarddatum is vandaag plus het verschil:] kunt u opgeven wanneer een actie moet worden uitgevoerd. De actie is gerelateerd aan de opdracht. Wanneer u als waarde 0 invoert, wordt de huidige datum weergegeven wanneer het item wordt gebruikt. Wanneer u een andere numerieke waarde invoert, wordt die waarde toegevoegd aan de huidige datum. De resulterende datum wordt weergegeven, maar de gebruiker kan deze wijzigen. De syntaxis van de notatie [1.00:00:00] staat voor [dagen.uren:minuten:seconden].

    De maximale waarden voor de eerste en laatste geldige datum in relatie tot de standaard datum zijn 4700 dagen. Voor het item [Afleveringsdatum] zijn bijvoorbeeld de volgende waarden opgegeven:

    • [De standaarddatum is vandaag plus het verschil:] 4

    • [Eerste geldige datum ten opzichte van de standaarddatum:] -4

    • [Laatste geldige datum ten opzichte van de standaarddatum:] 4

    • [Toegestane dagen:] Maandag tot vrijdag

    De opdracht wordt ingediend op donderdag 15 juni. De standaarddatum voor levering wordt maandag 19 juni. De opdracht mag vanaf donderdag 15 juni en uiterlijk vrijdag 23 juni worden geleverd.

    OPMERKING

    Alle zeven dagen van de week worden gebruikt om de eerste en laatste geldige leverdatum ten opzichte van de standaarddatum te berekenen. De optie [Toegestane dagen:] wordt niet gebruikt in de berekening.

    U kunt selecteren welke dagen van de week toegestaan zijn voor het nieuwe item van het type [Datum].

    [Keuze]

    [Keuze] -items zijn items waarvoor de gebruiker een optie in een vervolgkeuzelijst kan selecteren.

    Klik op het pictogram '+' om een nieuwe optie toe te voegen aan het keuze-item.

    1. Geef de optienaam op. U kunt deze tekens gebruiken: 'a. - z.', 'A. - Z.', '0. - 9.', '_' . Spaties zijn niet toegestaan. De naam moet uniek zijn.

    2. Geef het optiebijschrift op. Het bijschrift van de optie is de weergegeven naam van de optie. De standaardtaal voor de optie wordt bovenaan weergegeven. U kunt deze tekens gebruiken: 'a. - z.', 'A. - Z.', '0. - 9.', '_' . Spaties zijn toegestaan voor het bijschrift.

      U kunt voor elke taal een bijschrift opgeven.

    3. U kunt de knopinfo in het rechtertekstveld opgeven. Het tekstveld voor de knopinfo is geel.

    4. Klik op [Bladeren] om een aangepaste afbeelding toe te voegen aan een optie van een keuze-item. Als is het afbeeldingspad leeg is, wordt de aangepaste afbeelding verwijderd.

    Klik op het potloodpictogram om een optie te bewerken. Het pictogram verschijnt als u de muisaanwijzer over een optie beweegt. U kunt de optienaam van een bestaande optie niet wijzigen.

    Gebruik de knoppen 'Omhoog' en 'Omlaag' om de volgorde van keuze-items te wijzigen.

    Selecteer de standaardoptie voor het keuze-item in de vervolgkeuzelijst.

    OPMERKING

    Alle visuele bonitems zijn keuze-items. Voor de meeste visuele bonitems kunt u geen keuzes toevoegen of verwijderen. Alleen voor NewCoverMedia en Media kunt u de beschikbare keuze-items wijzigen. Selecteer Bewerken of importeer de materiaalcatalogus (De materiaalcatalogus importeren).

    Item van het type [Zoeken] op basis van een ODBC-stuurprogramma

    Bonitems van het type Opzoeken op basis van een ODBC-stuurprogramma gebruiken een query om informatie uit een gegevensbron te lezen. U kunt die informatie toevoegen aan een order.

    1. Maak en configureer een ODBC-stuurprogramma (zie Een gegevensbron openen met een opzoekitem en een ODBC-stuurprogramma).

    2. Selecteer [ODBC-stuurprogramma].

    3. Geef de naam van het ODBC-stuurprogramma op. Dit is de exacte naam die u bij Naam van gegevensbron of Naam hebt opgegeven voor een SQL-gegevensbron, voor het ODBC-stuurprogramma.

    4. Voor een SQL-gegevensbron of een MS Access-gegevensbron:

      • Geef de gebruikersnaam en het wachtwoord van de gebruikersaccount met toegangsrechten voor de database op.

        OPMERKING

        De gebruikersnaam en het wachtwoord van het opzoekitem overschrijven de aanmeldings-id en het wachtwoord van het ODBC-stuurprogramma. Zie stap 6 van de procedure ODBC-stuurprogramma voor een SQL-gegevensbron. Als u de gebruikersnaam en het wachtwoord bijvoorbeeld leeg laat, wordt aangemeld met lege referenties.

      Voor een TXT- of CSV-gegevensbron of een Excel-gegevensbron:

      • Laat de gebruikersnaam en het wachtwoord leeg.

    5. Maak een SQL-query om informatie op te halen uit de gegevensbron. Om de juiste gegevens op te halen, wordt er in een geldige query rekening mee gehouden of de geselecteerde database hoofdlettergevoelig is. U kunt $ in de query typen om een lijst met profielitems weer te geven. U kunt deze profielitems in de query gebruiken. De query is bijvoorbeeld: SELECT F3 FROM ODBC_data_source.txt

      Deze query retourneert alle waarden uit kolom F3 van de gegevensbron ODBC_data_source.txt in het opzoekitem ODBC lookup.

      Voorbeelden van query's:

      • SQL-stuurprogramma: SELECT Column FROM Database.Table

      • Microsoft Acces-stuurprogramma: SELECT Column FROM Table

      • Microsoft Excel-stuurprogramma: SELECT Account FROM [Sheet1$] WHERE User LIKE '$LastName$’

      • Microsoft Txt-stuurprogramma: SELECT F2 FROM test.txt

    6. Geef een waarde voor Anders op. Het opzoekitem retourneert de waarde van Anders als de query geen waarde retourneert.

    7. Sla de wijzigingen op.

    8. Selecteer Producten en voeg het opzoekitem toe aan een of meer producten.

    9. Publiceer de wijzigingen.

    OPMERKING

    De eerste 999 waarden die worden geretourneerd door de query zijn beschikbaar in de vervolgkeuzelijst.

    Item van het type [Zoeken] voor een LDAP-server

    Bonitems van het type Opzoeken voor een LDAP-server halen gegevens van een gebruiker op van een LDAP-server. U kunt die informatie toevoegen aan een order. Onder deze tabel wordt een voorbeeld van een opzoekitem voor een LDAP-server weergegeven.

    1. Selecteer [LDAP-server].

    2. Selecteer een LDAP-server in de vervolgkeuzelijst.

      De vervolgkeuzelijst bevat alle LDAP-servers die worden gebruikt voor het ophalen van gebruikersgegevens. Zie [Configuratie] - [Systeem] - [Connectiviteit] - [LDAP-server] - [Verificatie en gebruikersgegevens].

    3. Geef het LDAP-kenmerk op waaruit u de gegevens wilt ophalen. U kunt één LDAP-kenmerk per opzoekitem definiëren.

    4. Geef een scheidingsteken op. De LDAP-kenmerken kunnen meerdere waarden bevatten. Daarom moet u een scheidingsteken opgeven om elke afzonderlijke waarde correct te lezen.

      Een van de configuratie-items voor een LDAP-server is een scheidingsteken. Het opzoekitem en de LDAP-server moeten hetzelfde scheidingsteken gebruiken. Anders kan het opzoekitem niet meerdere waarden van een LDAP-kenmerk correct retourneren. Ga als volgt te werk om te controleren welk scheidingsteken wordt gebruikt door de LDAP-server:

      1. Klik op [Configuratie] - [Systeem] - [Connectiviteit] - [LDAP-server] - [LDAP-servers].

      2. Controleer de instelling [Scheidingsteken voor kenmerken met meerdere waarden:].

    5. [Selectiecriteria]

      De selectiecriteria bepalen voor welke gebruiker de gegevens uit het LDAP-kenmerk worden opgehaald. De selectiecriteria mogen niet leeg zijn. U moet ten minste één gebruiker zoeken. De criteria kunnen meerdere tijdelijke aanduidingen en constante waarden bevatten. Deze moeten worden gescheiden door komma's. U kunt $ in de query typen om een lijst met profielitems weer te geven. U kunt deze profielitems in de query gebruiken.

      Als u het opzoekitem gebruikt:

      Eerst worden de tijdelijke aanduidingen vervangen door hun werkelijke waarden. $UserId$ wordt bijvoorbeeld vervangen door de gebruikersnaam van de aangemelde gebruiker. Vervolgens wordt een lijst met door komma's gescheiden gebruikers opgehaald. De gebruikers worden beoordeeld in de opgegeven volgorde. Met het opzoekitem worden de gegevens voor de eerste geldige gebruiker in de door komma's gescheiden lijst opgehaald uit het LDAP-kenmerk. Als geen geldige gebruiker wordt gevonden, retourneren de criteria de standaardwaarde van het opzoekitem. Zie de volgende stap.

    6. Geef een waarde voor Anders op. Het opzoekitem retourneert de waarde van Anders als de criteria geen waarde retourneren.

    7. Sla de wijzigingen op.

    8. Selecteer Producten en voeg het opzoekitem toe aan een of meer producten.

    9. Publiceer de wijzigingen.

  8. Schakel de optie [Item vastleggen] in als het item zichtbaar moet zijn in het logbestand.

  9. Klik op [Opslaan].

  10. Klik op het pictogram [Publiceren] op het tabblad van de werkruimte [Product- en order-editor] of [Webshop-editor].

    Het publiceren van de wijzigingen op de PRISMAdirect-server kan enige tijd in beslag nemen. De voortgang van de bewerking wordt weergegeven in de statusbalk.

Voorbeeld van een opzoekitem voor een LDAP-server

De LDAP-server bevat de volgende gebruikers: g1, g2, g3, g4, g5. Deze gebruikers hebben toegang tot de volgende kostencentra:

  • g1: k1, k2, k3

  • g2: k4

  • g3: k2, k4

  • g4: k1, k3

  • g5: <geen>

De kostencentra worden opgeslagen in het [LDAP-kenmerk] "CostCentres".

[Selectiecriteria]: $OnBehalfUserId$, $UserId$, g2

  1. U bent aangemeld als g1 en u verzendt een opdracht namens g3. Het opzoekitem retourneert het volgende: k2, k4.

  2. U bent aangemeld als g1 en u verzendt een opdracht namens g5. De waarde voor het kenmerk CostCenters is leeg voor g5, zodat de selectiecriteria vervolgens de volgende waarde beoordelen. De volgende waarde is de aangemelde gebruiker g1. Het opzoekitem retourneert het volgende: k1, k2, k3.

  3. U bent niet aangemeld als een LDAP-gebruiker en u verzendt een opdracht namens g5. De waarde voor het kenmerk CostCenters is leeg voor beide gebruikers, zodat de selectiecriteria vervolgens de volgende waarde beoordelen. De volgende waarde is gebruiker g2. Het opzoekitem retourneert het volgende: k4.

  4. Wanneer op basis van de selectiecriteria geen geldige gebruiker kan worden gevonden, retourneren de selectiecriteria de standaardwaarde van het opzoekitem die is gedefinieerd in Anders.