Het tabblad [Lagen] toont een grafische weergave van de lagen van uw toepassing.
Om een specifieke laag te selecteren, klikt u op de laag.
Met de pictogrammen kunt u lagen gemakkelijk dupliceren of verwijderen, of de positie van de laag veranderen. U kunt de lagen ook naar een andere positie verslepen en ze daar neerzetten.
Het maximum aantal lagen voor Colorado M-series is afhankelijk van de resolutie. Elke resolutie staat een bepaald maximum aantal lagen toe. De afdrukmodi Quality en Specialty staan maximaal 5 lagen toe, terwijl andere afdrukmodi 3, 2 of slechts 1 laag toestaan.
Op het tabblad [Lagen] kunt u twee of meer lagen in één enkele laag samenvoegen.
Houd de knop [Control] ingedrukt om de lagen te selecteren.
Klik op de knop [Geselecteerde lagen samenvoegen]
Per laag kunt u de volgende geavanceerde laaginstellingen definiëren.
Instellingencategorie |
Instelling |
Beschrijving |
---|---|---|
[Voor] / [Achter] |
Selecteer de specificaties voor [Voor] en [Achter]. |
|
[Materiaal] |
Beschikbaar materiaal voor uw Colorado-printer |
Selecteer het materiaaltype voor uw illustratie. Als u de oorspronkelijke waarde wenst te herstellen, druk dan op de knop: [Reset media, resolutie en modus]. |
[Resolutie] |
Beschikbare resoluties voor het geselecteerde materiaal |
Selecteer de resolutie die u wilt gebruiken. U kunt verschillende resoluties kiezen voor de [Voor] en [Achter]. |
[Modus] |
De instelling voor inktconfiguratie |
|
[Laag naam] |
De naam van de laag die in het recept is gedefinieerd. |
|
[Laag bron] |
PDF-pagina, laag of steunkleur binnen een ontwerp op een specifieke pagina |
Selecteer in uw ontwerp de pagina’s, lagen of steunkleuren die gebruikt moeten worden als invoer voor de laag in het recept. ![]() Wanneer u een steunkleur als [Laag bron] gebruikt, moet op de steunkleur in uw ontwerp de eigenschap overdrukken zijn toegepast. Steunkleurelementen met kleurverlopen worden behandeld als rasterafbeeldingen. Vink de optie [Horizontaal draaien] of [Verticaal draaien] aan als u wilt dat de informatie in uw laag horizontaal of verticaal wordt gekanteld. |
[Type] |
[Kleur] |
De hele PDF-pagina of laaginhoud wordt gebruikt zoals hij is (inclusief steunkleuren) om de printlaag te produceren. |
[Beelddeel masker] |
Er wordt een beeldgebiedmasker gegenereerd op basis van de PDF-pagina, laag- of spotkleurinhoud. |
|
[Masker begrenzingsvak] |
Er wordt een masker gegenereerd dat net zo groot is als de PDF-pagina die als bron voor deze laag wordt gebruikt. |
|
[Vectorgegevens houden] |
Wanneer het selectievakje niet is aangevinkt, zal de complete laag worden gerasterd. Zones in [Media kleur], standaard wit van kleur, zullen transparant worden. Vink het selectievakje aan om de vectorgegevens te houden. De vectorobjecten zullen ondoorzichtig blijven. |
|
[Kleur] |
[Wit] |
Selecteer de kleur van het masker. Deze optie is alleen beschikbaar wanneer u [Type] - [Beelddeel masker] of [Type] - [Masker begrenzingsvak] selecteert. [Glans] definieert het gebied dat in glans moet worden afgedrukt. [Geen kleur] wordt gebruikt om een maskerlaag aan te maken. Samengevoegd met een andere laag onttrekt de maskerlaag inhoud aan die laag. De onttrokken inhoud wordt niet geprint. |
[Blokkeren (zwart)] |
||
[Glans] |
||
[Geen kleur] |
||
[Lichtdoorlatendheid] |
0 tot 100% |
Selecteer de ondoorzichtigheid van de kleur van de informatie in de laag. Deze optie is alleen beschikbaar wanneer u [Type] - [Beelddeel masker] of [Type] - [Masker begrenzingsvak] selecteert. |
[Tint] Alleen beschikbaar voor de Colorado M-serie printer. |
0 tot 100% |
Deze optie is alleen beschikbaar voor de Colorado M-serie printer. Selecteer de [Tint] van de kleur van de informatie in de laag. De laag is opgebouwd met zwart en wit. Het maximale gebruik van zwart is ingesteld op 60%. Deze optie is alleen beschikbaar wanneer u [Type] - [Beelddeel masker] of [Type] - [Masker begrenzingsvak] selecteert en u [Blokkeren (zwart)] als kleur selecteert. |
[Media kleur] |
Kleur |
Selecteer de kleur van het materiaal. Wanneer u rasterbeelden gebruikt, kan de software de materiaalkleur isoleren om het beeldgedeelte te identificeren. Deze optie is alleen beschikbaar wanneer u [Type] - [Beelddeel masker] selecteert. |
[Grenswaarde] |
Positieve numerieke waarde |
De waarde wordt gebruikt om te definiëren hoe precies de kleur van een pixel moet overeenstemmen met de materiaalkleur om deze van het beeldgedeelte te isoleren. Wanneer u een wit masker creëert, gebruikt u doorgaans grotere waarden als u zeker wilt zijn dat er geen witte pixels op de randen zitten als het beeld een compressie met verlies heeft. Deze optie is alleen beschikbaar wanneer u [Type] - [Beelddeel masker] selecteert. |
[Strak/wijd vullen] |
Negatieve of positieve numerieke waarde (pixels) |
Voer een positieve waarde in als u wilt dat het beeldgedeeltemasker iets kleiner wordt geprint (choke) dan het kleurbeeld. Voer een negatieve waarde in als u wilt dat het beeldgedeeltemasker iets groter wordt geprint (spread) dan het kleurbeeld. Deze optie is alleen beschikbaar wanneer u [Type] - [Beelddeel masker] selecteert. |
[Horizontale offset] |
Negatieve of positieve numerieke waarde (mm) |
Met offsets kunt u het volgende doen:
|
[Verticale offset] |
Negatieve of positieve numerieke waarde (mm) |