Loading

Het gebruik van speciale pagina's in opdrachteigenschappen wijzigen

Wat zijn speciale pagina's

Voor- en achterbladen en scheidingsvellen zijn speciale pagina's die aan een opdracht kunnen worden toegevoegd.

Twee opdrachten (witte en gele vellen) met voorbladen (1), een achterblad (2) en scheidingsvellen (3)
  • Voorbladen bevatten opdrachtinformatie voor de opdracht die moet worden afgedrukt. Een voorblad wordt afgedrukt voordat de opdracht wordt afgedrukt. Het voorblad bevat: de naam van de afzender, de naam van de ontvanger, de accounting-id, de opdrachtnaam, de printernaam, de instructie van de operator, het kostencentrum en het aantal sets.

  • Achterbladen bevatten opdrachtinformatie voor de afgedrukte opdracht. Een achterblad wordt afgedrukt nadat de opdracht is afgedrukt. Het achterblad bevat: de gebruikersnaam, de naam van de ontvanger, de accounting-id, de opdrachtnaam, de printernaam, de instructie van de operator, het aantal pagina's in een set, het aantal sets, het aantal inschietvellen, de tijd waarop de opdracht is ontvangen, de starttijd van de opdracht, de tijd waarop de opdracht is voltooid, het aantal vellen per opdrachtmateriaal.

  • Scheidingsvellen scheiden opdrachtsets. Scheidingsvellen zijn altijd leeg. Een scheidingsvel wordt afgedrukt voorafgaand aan één of meer (N) sets.

Voorblad (links) en achterblad (rechts)

Het gebruik van het voorblad of achterblad wijzigen

Geef op of u scheidingsvellen wilt toevoegen om onderscheid te maken tussen afzonderlijke sets in de opdrachtuitvoer.

Het materiaal van de scheidingsvellen wordt opgegeven op het bedieningspaneel.

  1. Druk op de opdracht.

  2. Druk op [Bewerk].

  3. Druk in [Opdracht] op [Speciale pagina's].

  4. Configureer [Standaardinstellingen voor voor-/achterbladen overschrijven] als u de standaardinstellingen voor voorbladen en achterbladen wilt overschrijven.

    In het scherm dat verschijnt, kunt u de instellingen voor voorbladen en achterbladen opgeven.

  5. Selecteer [Een voorblad gebruiken] om op te geven dat u een voorblad wilt toevoegen aan de opdracht.

  6. Selecteer [Een achterblad gebruiken] om op te geven dat u een achterblad wilt toevoegen aan de opdracht.

  7. Selecteer met behulp van de vervolgkeuzelijst [Materiaal van voor-/achterblad] het materiaal voor de voorbladen en achterbladen.

  8. Druk op [OK].

Het gebruik van scheidingsvellen wijzigen

Geef op of u scheidingsvellen wilt toevoegen om onderscheid te maken tussen afzonderlijke sets in de opdrachtuitvoer.

Het materiaal en de afdrukstand van de scheidingsvellen worden op het bedieningspaneel opgegeven.

  1. Druk op de opdracht.

  2. Druk op [Bewerk].

  3. Druk in [Opdracht] op [Speciale pagina's].

  4. Selecteer [Scheidingsvellen gebruiken ] om scheidingsvellen toe te voegen.

  5. Als u een scheidingsvel na meerdere (N) sets wilt toevoegen, voert u een waarde in of drukt u op de knop + in het veld [Scheidingsvel na N sets].

  6. Selecteer met behulp van de vervolgkeuzelijst [Materiaal van scheidingsvellen] het materiaal voor de scheidingsvellen.

  7. Druk op [OK].