Loading

[Geavanceerde instellingen]

Inleiding

Op het tabblad [Geavanceerde instellingen] kunt u de standaardwaarden voor geavanceerde opties voor de toepassing selecteren.

U kunt de logbestanden ook exporteren.

OPMERKING
  • Bij problemen kunt u de werking van Océ Publisher Select 3 aanpassen via de geavanceerde instellingen. Wijzig de geavanceerde instellingen uitsluitend wanneer uw serviceorganisatie dat adviseert.

  • Om de geavanceerde instellingen te herstellen klikt u op [Geavanceerde instellingen herstellen] onder in het gedeelte [Geavanceerde instellingen].

  • Als u de logbestanden wilt exporteren, klikt u op [Logbestanden exporteren] onderin het gedeelte [Geavanceerde instellingen].

Procedure

  1. Klik in de menubalk op [Voorkeuren].
  2. Klik op [Algemeen].
  3. Klik op [Geavanceerde instellingen] om het gedeelte [Geavanceerde instellingen] te openen.
  4. U kunt de volgende instellingen opgeven:

    Instelling

    Actie

    [Ook HP-GL/2-gegevens printen als deze buiten het gebied vallen dat door het PS-commando wordt gedefinieerd]

    Vink deze optie aan om ook HP-GL/2-bestanden te printen als deze gegevens bevatten die buiten het bereik vallen zoals opgegeven door het PS-commando (Plot Size).

    [Automatische detectie van de printers]

    Vink deze optie aan om automatisch de ondersteunde printers te detecteren die op het gebruikte subnet zijn aangesloten.

    [De controlefrequentie van de Hot Folders]

    De toepassing controleert of er nieuwe bestanden in de Hot Folders staan.

    Selecteer het tijdsinterval voor de controles.

    [Domeinnaam weergeven in gebruikersnaam]

    Vink deze optie aan om ook de domeinnaam van de gebruiker weer te geven.

    [Tolerantiemarge voor materiaalselectie]

    Selecteer de tolerantiemarge die wordt gebruikt voor de materiaalselectie.

    [Opvraagfrequentie voor printerinformatie]

    De toepassing controleert op gezette tijden of de printerstatus en de status van verzonden opdrachten worden bijgewerkt door de software van de printercontroller.

    Selecteer het tijdsinterval voor de controles.

    [Time-out voor automatische legendadetectie]

    Selecteer de tijd die de toepassing kan gebruiken om de legenda te detecteren.

    [Niveau logbestand]

    Selecteer het gewenste niveau van logboekregistratie.

    [Maximale grootte logbestand]

    Selecteer de maximale grootte van het logbestand.

    [LPR-tracering]

    Selecteer welke details moeten worden opgeslagen in het traceringsbestand.

    • [Geen]

    • [Alleen ticket]

    • [Alleen gegevens]

    • [Ticket en gegevens]

  5. Klik op [OK] om uw instellingen op te slaan.