In PRISMAdirect kunt u de waarden van LDAP-kenmerken in een VDP-document gebruiken. Eerst moet u de LDAP-kenmerken aan profielinstellingen en/of opdrachtbonitems toewijzen. Vervolgens kunt u de profielinstellingen en/of opdrachtbonitems in een VDP-document gebruiken. De waarden van de LDAP-kenmerken worden nu gebruikt als variabele gegevens in het VDP-document. De toegewezen LDAP-kenmerken zijn met name nuttig voor het maken van visitekaartjes.
Dit onderwerp is van toepassing wanneer u PRISMAdirect in combinatie met PRISMAprepare of VDP Editor gebruikt.
Ga naar de werkruimte [Configuratie] van PRISMAdirect.
Klik op [Systeem] - [Connectiviteit] - [LDAP-server] - [LDAP-servers].
Selecteer een LDAP-server en klik op [Bewerken].
Wijs de LDAP-kenmerken toe aan profielinstellingen en/of opdrachtbonitems.
Klik op [Opslaan].
Maak een nieuw VDP-document:
Open een PDF-bestand.
Voeg een of meer tekstkaders toe aan het PDF-bestand. In de tekstkaders kunt u de veldnamen typen die u wilt gebruiken. Voor de veldnamen moet u de exacte spelling uit de profielinstellingen en/of de opdrachtbonitems, zoals gedefinieerd in PRISMAdirect, gebruiken. U moet elke veldnaam tussen de tekens "<" en ">" plaatsen, bijvoorbeeld <TelephoneNumber>.
U kunt ook een Excel-blad maken waarin u de profielinstellingen en/of opdrachtbonitems als kolomkoppen kunt gebruiken. Voeg het Excel-blad toe als gegevensbron. Klik op [Veld invoegen]. U kunt nu de profielinstellingen en/of opdrachtbonitems in een vervolgkeuzelijst selecteren.
Sla het gemaakte VDP-document op.
Maak een nieuw VDP-product in [Product- en order-editor]:
Klik op [Nieuw product] en selecteer het producttype, bijvoorbeeld [Visitekaartjes].
Klik in het deelvenster [Gedetailleerde productinstellingen].
Voeg het nieuwe VDP-document toe in het gedeelte [Bestand].
Selecteer de optie [Handmatige invoer].
Configureer het nieuwe product als vereist en klik op [Opslaan].
Voeg het nieuwe VDP-product toe aan de productcatalogus van de webshop.
De klant maakt een order op basis van het nieuwe VDP-product. Alle velden voor handmatige invoer worden weergegeven voor de klant. Waar mogelijk worden voor de invoervelden de waarden van de toegewezen LDAP-kenmerken gebruikt. Extra velden blijven leeg. De klant kan handmatig een waarde voor de lege velden typen, zoals het mobiele telefoonnummer.