Dit onderwerp bevat de volgende instructies.
Naar de PCL-instellingen gaan
De PCL-instellingen opgeven
De standaardinstellingen voor beeldverschuiving opgeven
De kleurbeheerinstellingen opgeven
De toewijzing van lade aan lade opgeven
De toewijzing van lade aan materiaal opgeven
Open de Settings Editor en ga naar:
.
[PCL] -kenmerken |
Omschrijving |
---|---|
[Gebruik standaard lade-naar-ladesysteem] |
In de modus voor lade naar lade, wordt een standaardtabel gebruikt voor ladetoewijzing wanneer deze instelling is ingeschakeld. Deze standaardtabel kan niet worden gewijzigd. |
[Ladeselectiesysteem] |
Er zijn twee modi: [Lade naar lade] en [Lade naar materiaal]. Onder deze tabel worden de twee modi beschreven. |
[Standaarduitvoerlade] |
Wanneer de uitvoerlocatie niet wordt opgegeven in de gegevensstroom, gebruikt de printer deze standaardwaarde. |
[Wisselend stapelen] |
Geef op of u wisselend wilt stapelen voor de opdrachten die deze setup gebruiken. |
[Afdrukmodus] |
Geef op of de printer opdrachten standaard enkelzijdig, dubbelzijdig of gedraaid moet afdrukken. U kunt deze instelling overschrijven in de afdrukstream. |
[Exemplaren] |
Geef het standaardaantal sets op dat u per opdracht wilt afdrukken. Sorteren is standaard uitgeschakeld, dus de pagina worden op volgorde afgedrukt (bijv. 111, 222, 333, ...). |
[Standaardafdrukstand] |
Selecteer de standaardafdrukstand voor het beeld van uw document. |
[Regels per pagina] |
Wanneer u het aantal regels wijzigt, wordt de regelhoogte ook gewijzigd. Hoe meer regels op een pagina, des te kleiner worden de regelhoogten. Het standaardaantal regels per pagina is afhankelijk van de afdrukstand en het standaardpapierformaat. De standaardwaarde wordt gewijzigd wanneer liggend wordt afgedrukt. |
[Afdrukstand van de afdrukzijde] |
Geef op of u de standaardafdrukstand van de afdrukzijde van de aangevraagde afwerkingseenheid wilt overschrijven. Deze instelling geldt alleen voor transactieprintopdrachten. |
[PCL-XL-foutpagina afdrukken] |
Geef op of door het systeem een foutpagina moet worden afgedrukt bij een PCL-XL-fout. |
[Lege pagina's negeren] |
Geef op of het systeem lege pagina's moet overslaan. |
Kenmerken van setup |
Omschrijving |
---|---|
[Verschuiving afbeelding in invoerrichting van zijde 1] [Verschuiving afbeelding in tegengestelde invoerrichting van zijde 1] |
Met deze kenmerken kunt u de beeldverschuiving opgeven. Als u voorbedrukt materiaal met gemarkeerde gebieden voor specifieke tekst gebruikt, kan het voorkomen dat de uitlijning niet klopt. Met dit kenmerk kunt u variabele gegevens, zoals namen en adressen, ook beter op de pagina uitlijnen. Er zijn kenmerken voor de invoerrichting en de tegengestelde invoerrichting in combinatie met de velzijde. U kunt de beeldverschuiving ook aanpassen op het bedieningspaneel. |
Kenmerken van setup |
Omschrijving |
---|---|
[Standaard CMYK-invoerprofiel] [Standaard monochroom CMYK-invoerprofiel] [Standaard RGB-invoerprofiel] [Standaard monochroom RGB-invoerprofiel] |
Selecteer per kleurruimte een van de geconfigureerde invoerprofielen. |
[Rendering intent] |
De geselecteerde standaard rendering intent wordt alleen gebruikt voor opdrachten waarvoor geen rendering intents en invoerprofielen zijn opgegeven. |
[Afdrukken in kleur of zwart-wit] |
Geef op of in zwart-wit of full colour moet worden afgedrukt. |
[Zwart behouden] |
Geef op of puur zwart waar mogelijk moet worden toegepast. Puur zwart behouden betekent dat de kleur zwart voor 100% uit de inkt- of tonerkleur zwart bestaat. Wanneer puur zwart behouden niet mogelijk is of als deze functie is uitgeschakeld, bestaat de kleur zwart uit een combinatie van cyaan, magenta, gele en zwarte toner of inkt. Deze optie heeft alleen invloed op PCL, PDF-tekst en PDF-lijnen. Het heeft geen effect op RGB-afbeeldingen. |
[Rasters] |
Geef het raster op. |
U koppelt een logische lade (aangegeven door een nummer) aan een fysieke lade. De printer gebruikt het materiaal dat in deze fysieke papierlade wordt geladen. Het planbord geeft aan welk materiaal wordt gebruikt door de opdracht. Voor kleurbeheer wordt het uitvoerprofiel gekoppeld aan de materiaalfamilie van het gebruikte materiaal.
U koppelt logische laden (aangegeven door een nummer van 1 tot 36) aan materiaal uit de materiaalcatalogus. De printer wijst de logische lade toe aan de fysieke papierladen die dat materiaal bevatten. Het planbord geeft aan welk materiaal wordt gebruikt door de opdracht.
Voor beide modi voor het toewijzen van lades worden automatisch fysieke laden met hetzelfde materiaal gekoppeld. Wanneer de betreffende lade dan leeg is, wordt het afdrukken voortgezet vanuit een andere lade die hetzelfde materiaal bevat.