Loading

Geautomatiseerde workflows configureren

Met geautomatiseerde workflows kunt u eigenschappen toewijzen aan opdrachten die zijn geadresseerd aan een bepaalde wachtrij. U kunt hierbij bijvoorbeeld denken aan opdrachten voor een bepaalde klant, opdrachten die vanuit een bepaalde toepassing worden verzonden of opdrachten met dezelfde opdrachteigenschappen.

Er is één standaard geautomatiseerde workflow. U kunt aangepaste geautomatiseerde workflows maken.

Geautomatiseerde workflows

U wilt

Oplossing

Naar de geautomatiseerde workflows gaan

  1. Open de Settings Editor en ga naar: [Workflow]  → [Geautomatiseerde workflows].

Een geautomatiseerde workflow toevoegen

  1. Klik op [Toevoegen].

  2. In de onderstaande tabellen vindt u meer informatie over de opties voor geautomatiseerde workflows.

  3. Klik op [OK].

Een geautomatiseerde workflow kopiëren

  1. Selecteer een geautomatiseerde workflow.

  2. Klik op [Kopie].

  3. In de onderstaande tabellen vindt u meer informatie over de opties voor geautomatiseerde workflows.

  4. Klik op [OK].

Een geautomatiseerde workflow bewerken

  1. Selecteer een geautomatiseerde workflow.

  2. Klik op [Bewerken].

  3. In de onderstaande tabellen vindt u meer informatie over de opties voor geautomatiseerde workflows.

Een geautomatiseerde workflow verwijderen

  1. Selecteer een geautomatiseerde workflow.

  2. Klik op [Verwijderen].

De ingebouwde geautomatiseerde workflow herstellen

  1. Klik op [Herstellen].

    Met deze actie verwijdert u alle huidige geautomatiseerde workflows.

  2. Klik op [OK].

De standaard kleurvoorinstelling voor een geautomatiseerde workflow instellen

  1. Open de Settings Editor en ga naar: [Kleur]  → [Std. kleuren].

  2. Ga naar [Standaard kleurvoorinstelling].

  3. Klik op [Standaard kleurvoorinstelling voor Océ PRISMAprepare®] en selecteer een van de beschikbare kleurvoorinstellingen in de keuzelijst.

  4. Klik op [OK].

Kenmerken van geautomatiseerde workflows

Algemeen en sets

Instelling voor automatische workflow

Omschrijving

[Wachtrijnaam]

Naam van de geautomatiseerde workflow. Voor LPD/LPR-afdrukken is deze naam de naam van de wachtrij. De labelnaam van een opdracht waarvoor een geautomatiseerde workflow is gebruikt, verwijst ook naar deze naam.

[Beschrijving]

Beschrijving van de geautomatiseerde workflow.

[Opdrachtbon overschrijven]

Opdrachtinstellingen die zijn opgegeven op andere locaties worden standaard genegeerd om ervoor te zorgen dat alleen de instellingen van de geautomatiseerde workflow worden gebruikt.

[Aantal sets]

Geef het aantal sets op.

[Sorteren]

Geef op of u de uitvoer per set of per pagina wilt sorteren.

Materiaal

Instelling voor automatische workflow

Omschrijving

[Materiaal]

Selecteer het gewenste materiaal in de materiaalcatalogus.

[Aanpassen aan materiaalformaat]

Geef op of de pagina moet worden geschaald of bijgesneden op basis van het materiaalformaat.

Lay-out

Instelling voor automatische workflow

Omschrijving

[Zijden afdrukken]

Geef op of de uitvoer enkel- of dubbelzijdig moet worden afgedrukt.

[Afdrukstand]

Geef op of de leesrichting van het document parallel loopt aan de korte of lange zijde van de pagina.

[180 graden draaien]

Geef op of pagina's 180 graden moeten worden gedraaid.

[Draaien]

Geef op of u dubbelzijdige documenten aan de boven- of onderrand wilt inbinden. Met de optie Draaien wordt het beeld op de achterzijde van het vel 180 graden gedraaid.

[Inslag toepassen]

Geef op of de meerdere pagina's op een vel moeten worden afgedrukt, bijvoorbeeld om een boekje te maken.

[Inslagformaat]

Selecteer een formaat voor boekjes voor het geval er geen materiaal is geselecteerd.

Speciale pagina's

Instelling voor automatische workflow

Omschrijving

[Voorkaft of kaft van boekje]

Selecteer het gewenste materiaal in de materiaalcatalogus.

[Afdrukken op voorkaft]

Geef op of de kaft moet worden afgedrukt.

[Achterkaft]

Selecteer het gewenste materiaal in de materiaalcatalogus.

[Afdrukken op achterkaft]

Geef op of de kaft moet worden afgedrukt.

Afwerking

Instelling voor automatische workflow

Omschrijving

[Nieten]

Selecteer de methode en locatie voor nieten.

[Kracht voor zadelbinden]

Geef de kracht voor zadelbinden op.

[Opvangblad]

Selecteer de uitvoerlocatie.

[Bladvolgorde]

Selecteer de volgorde van de vellen in de uitvoerlade.

[Invoerzijde]

Selecteer de afdrukstand van de vellen in de uitvoerlade.

[Afdrukstand van de koptekst]

Selecteer de afdrukstand van de vellen in de uitvoerlade.

[Wisselend stapelen]

Geef op of de set wisselend moet worden gestapeld.

[Wisseling na N sets]

Geef op of een reeks sets wisselend moet worden gestapeld.

[Ponsen]

Selecteer het aantal ponsgaten en hun locatie.

[Vouwen]

Selecteer de vouwmethode.

[Vouwzijde]

Geeft de vouwzijde op.

[Rillen]

Geef op welke pagina's u wilt rillen.

[Bijsnijden]

Selecteer de bijsnijdmethode.

[Snijden/doelbreedte ({0})]

Geef de bijsnijdwaarde of de breedte die u wilt overhouden op.

[Snijden/doelhoogte ({0})]

Geef de bijsnijdwaarde of de hoogte die u wilt overhouden op.

Afdrukkwaliteit en -kleur

Instelling voor automatische workflow

Omschrijving

[Beeld vloeiend maken]

Gebruik deze instelling om een algoritme voor antialiasing toe te passen om afbeeldingen met een lage resolutie gelijkmatig te maken.

[Beperking van moiré voor afbeeldingen]

Pas een algoritme voor de beperking van Moiré toe om fotografische afbeeldingen te verbeteren. Voor afbeeldingen met een resolutie van minder dan 300 dpi heeft de beperking van Moiré alleen effect als de instelling voor het vloeiend maken van het beeld is ingeschakeld.

[Voorinstelling voor trapping]

Selecteer een voorinstelling voor trapping.

[Kleurenbalk], [Locatie], [Uitlijning]

Selecteer een kleurbalk en de locatie.

[Informatiebalk], [Locatie], [Uitlijning]

Selecteer een informatiebalk en de locatie.

[Kleurvoorinstelling]

Selecteer een kleurvoorinstelling.

[Afdrukken van meetdiagrammen]

Gebruik deze instelling alleen voor het afdrukken van meetdiagrammen voor G7-kalibratie of externe profilering.

BELANGRIJK

Oneigenlijk gebruik van deze instelling kan leiden tot vervuiling van de printer.

Werkstroom

Instelling voor automatische workflow

Omschrijving

[Opdrachtbestemming]

Selecteer de bestemming van de opdrachten: geplande opdrachten, wachtende opdrachten of DocBox.

[DocBox-naam]

Selecteer de DocBox.

[Workflow voor afdrukken]

Selecteer de opdrachtverwerking op de PRISMAsync Print Server.

[Pagina's per record]

Geef op of de PDF-opdracht moet worden verwerkt als afdrukopdracht met variabele gegevens. Voer vervolgens het aantal pagina's per record in.

[Scheidingsvellen]

Geef op of scheidingsvellen moeten worden gebruikt. U kunt scheidingsvellen zo nodig voor reeksen sets gebruiken.

[PDF XObject-optimalisatie]

Geef op of PDF/X-objecten per document in het cachegeheugen moeten worden opgeslagen of per pagina.

[Conversie van PDF naar PostScript]

Geef aan of u PDF naar PostScript wilt converteren in plaats van alleen de systeemeigen PDF RIP te gebruiken, dit is de standaard ingestelde waarde.

Accounting

Instelling voor automatische workflow

Omschrijving

[Accounting-id]

Voer een accountingcode in.

[Kostencentrum]

Geef het kostencentrum op.

[Aangepast]

Geef extra accountgegevens op.

Paginanummering

Instelling voor automatische workflow

Omschrijving

[Paginanummers gebruiken], [Starten met paginanummer], [Locatie], [Tekst voor paginanummer], [Tekst na paginanummer]

Geef op of en waar paginanummers moeten worden afgedrukt. Voer tekst in die vóór of na het paginanummer moet worden afgedrukt.