Teststippen en -lijnen worden gebruikt om de nozzles open en schoon te houden.
Teststippen zijn bijna onzichtbaar op materiaal en daarom geschikt voor toepassingen die niet worden bijgesneden na het afdrukken.
Testlijnen bestaan uit vier kleuren (CMYK) die worden afgedrukt op de voorrand van een vel. Wanneer op beide zijden van een vel wordt afgedrukt, worden de testlijnen op beide zijden afgedrukt. Wanneer op slechts één zijde van een vel wordt afgedrukt, worden de testlijnen op de afdrukzijde afgedrukt.
Dit is een goede optie voor fullbleed-toepassingen waarbij de testlijnen na het afdrukken worden bijgesneden.
Open Settings Editor en ga naar: .
Selecteer een materiaalsoort. Geef een zoekreeks op om een materiaalfamilie te vinden.
Klik op om de modi voor materiaal afdrukken weer te geven.
Selecteer de materiaalafdrukmodus.
Klik op [Bewerken].
U moet voldoende rechten hebben om een modus voor het afdrukken van materiaal te kunnen bewerken.
Ga naar het gedeelte [Image processing parameters].
Gebruik de instelling [Refresh mode] om teststippen of -lijnen te selecteren.
U kunt tegelijkertijd testlijnen en CNA-markeringen gebruiken. Testlijnen worden op de voorrand afgedrukt en op de achterrand worden CNA-markeringen afgedrukt.
De afdrukmarge op de randen van het vel is 2 mm (0,08 inch).
Voor testlijnen is 3 mm (0,1 inch) ruimte vereist.
Elke CNA-markering heeft ongeveer 5 mm (0,2 inch) ruimte nodig.
Nummer |
Omschrijving |
---|---|
1 |
Voorzijde van het vel |
2 |
Achterzijde van het vel |
3 |
Voorrand bij de eerste doorgang; CNA-markeringen worden niet ondersteund |
4 |
Achterrand bij de tweede doorgang; testlijnen worden niet ondersteund |
5 |
Achterrand bij de eerste doorgang; testlijnen worden niet ondersteund |
6 |
Voorrand bij de tweede doorgang; CNA-markeringen worden niet ondersteund |
7 |
Invoerrichting |