Verken met de rondleiding hieronder de opties voor paginaprogrammering van de printer.
Ga naar de opdrachtlocatie en selecteer een opdracht.
Klik op de knop Bewerken.
Klik op de knop [Paginaprogrammering] .
Het veld [Subset] bevat de subsets.
Het veld [Pagina's] geeft het aantal pagina's weer van de subset.
Klik op om een subset te openen. De vellen en pagina's worden weergegeven.
Klik op de eerste pagina en klik op [Inschietvel] . Selecteer [Voor] of [Na] om een vel (twee pagina's) toe te voegen.
Selecteer de toegevoegde pagina's en klik op [Wissen].
Klik op [Splitsen] om een nieuwe subset aan te maken. Geef de eerste pagina van de nieuwe subset op en klik op [OK].
Geef het nieuwe materiaal op voor de nieuwe subset. Selecteer hiervoor de subset en klik op de opdrachteigenschap [Afdrukmateriaal].
Selecteer beide subsets en klik op [Samenvoegen]. In het veld [Afdrukmateriaal] wordt het volgende weergegeven: [Gemengd materiaal]. Ga naar opdrachteigenschap [Afdrukmateriaal] om te zien welk materiaal wordt gebruikt.
Selecteer de subset en wijzig een of meer afwerkingseigenschappen van de opdracht. De afwerking van de opdracht wordt weergegeven in het veld [Afwerken].
Gebruik de knop [Selecteren] om een pagina of een paginabereik te selecteren. Het menu [Selecteren] bevat verschillende opties voor het selecteren van pagina's.
[Alle]: selecteer alle pagina's.
[Geen]: maak de selectie ongedaan.
[Paginabereik]: geef een paginabereik op.
[Hetzelfde materiaal]: geef pagina's op met door u aangegeven materiaal.
[Ltste pag alle subs]: selecteer de laatste pagina van elke subset.
[Eers. pag al. subs]: selecteer de eerste pagina van elke subset.
Klik op [Gereed] om de wijzigingen toe te passen.