Doorgaans gebruikt u voor een optimale afdrukkwaliteit het aanbevolen materiaal voor de automatische gradatieaanpassing (AGA).
Wanneer er niet voldoende aanbevolen materiaal beschikbaar is, kunt u aangepast materiaal gebruiken voor automatische gradatieaanpassing. Bij automatische gradatieaanpassing wordt een interne sensor gebruikt om het aangepaste materiaal te registreren.
Voor een optimale afdrukkwaliteit op aangepast materiaal wordt u aangeraden het aangepaste materiaal te registreren dat u regelmatig gebruikt.
Voor de registratie van aangepast materiaal hebt u ook enkele vellen van het aanbevolen kalibratiemateriaal nodig. Aan het einde van de registratieprocedure kunt u bepalen of u het geregistreerde aangepaste materiaal voor automatische gradatieaanpassing wilt gebruiken.
Bereid ongeveer twintig vellen van het aanbevolen kalibratiemateriaal voor. Deze vellen worden tijdens de procedure gebruikt ter referentie.
Bereid ongeveer twintig vellen van het aangepaste materiaal voor.
Kalibreer de printer.
U moet altijd een printerkalibratie uitvoeren voordat u doorgaat met deze procedure.
Controleer de afdrukkwaliteit om te bepalen of u wilt doorgaan.
Zorg ervoor dat er tijdens de uitvoering van deze registratieprocedure geen artefacten worden geproduceerd die de afdrukkwaliteit beïnvloeden.
Druk op
.Druk op [Aangepast materiaal registreren].
Selecteer een opslagplaats voor het aangepaste materiaal.
Druk op [OK].
Volg de instructies op het bedieningspaneel.
Geef aan of u het aangepaste materiaal wilt toepassen voor de automatische gradatieaanpassing.
Sluit het menu.
Wanneer het aangepaste materiaal wordt toegevoegd aan de materiaalcatalogus, moet u ervoor zorgen dat de kleurinstelling van het aangepaste materiaal wit is. Als de kleurinstelling niet wit is, wordt het materiaal niet weergegeven op het planbord voor geautomatiseerde kleurtaken.
U vindt het standaardmateriaal voor automatische gradatieaanpassing (AGA) in de Settings Editor. Locatie:
.