Een transactieset-up met de status [Geopend] kan worden aangepast.
Open de Settings Editor en ga naar: .
Controleer of de transactieset-up die u wilt wijzigen, de volgende status heeft: [Geopend].
Klik op de tab [PCL-transactiesetup].
Wijzig de instellingen één voor één of klik op [Bewerken] in de titelbalk om de instellingen van een groep aan te passen in één dialoogvenster.
Valideer de transactieset-up.
Zorg ervoor dat u een actieve transactieset-up opnieuw laadt wanneer u de wijzigingen doorvoert.
[PCL] -instellingen |
Omschrijving |
---|---|
[Gebruik standaard lade-naar-ladesysteem] |
In de modus [Lade naar lade] kan een standaardtabel voor ladetoewijzing worden gebruikt. U kunt de inhoud van deze tabel niet wijzigen. |
[Ladeselectiesysteem] |
Voor een transactieafdrukopdracht worden altijd de materiaaldefinities gebruikt die zijn opgegeven in Settings Editor. Kies [Lade naar lade] of [Lade naar materiaal]. De PCL-gegevensstroom bevat een verwijzing naar een logische lade. Er zijn 36 logische laden die kunnen worden toegewezen aan een fysieke papierlade ([Lade naar lade] ) of aan materiaal van de materiaalcatalogus ([Lade naar materiaal] ). |
[Standaarduitvoerlade] |
Selecteer het standaardopvangblad. |
[Wisselend stapelen] |
Geef op of er wisselend moet worden gestapeld. |
[Afdrukmodus] |
Geef aan of de printer de opdrachten enkelzijdig, dubbelzijdig of dubbelzijdig met gedraaide achterzijde moet afdrukken ([Draaien] ). |
[Aantal sets] |
Geef het aantal sets op. |
[Standaardafdrukstand] |
Selecteer de afdrukstand. |
[Regels per pagina] |
Voer het aantal regels op een pagina in. Hoe meer regels, des te kleiner worden de regelhoogten. Het aantal regels per pagina is afhankelijk van de afdrukstand en het papierformaat. |
[Afdrukstand van de afdrukzijde] |
Selecteer de uitvoerrichting in het opvangblad: [Beeld boven] of [Omlaag]. |
[PCL-XL-foutpagina afdrukken] |
Geef aan of de printer een foutpagina moet afdrukken als er een PCL-XL-fout optreedt. |
[Lege pagina's negeren] |
Geef op of de printer lege pagina's moet negeren. |
[Sensoreenheidaanpassingen] [Modi voor automatische aanpassing] |
De detectie-eenheid voert automatisch aanpassingen in de materiaalregistratie en kleurdichtheid uit, op drie manieren. Gebruik deze instelling om de mediaregistratie, dichtheid of beide te selecteren voor automatische aanpassing in de detectie-eenheid. De detectie-eenheid voert automatisch aanpassingen in de materiaalregistratie en kleurdichtheid uit tijdens het printen, via twee modes. Gebruik deze instelling om een van de twee modes te selecteren. In doorgaande modus wordt elk vel in de afdrukopdracht gebruikt voor de materiaalregistratie en dichtheidaanpassing. In onderbroken modus wordt een afdrukopdracht onderbroken om een grafiek te printen die gebruikt wordt voor de materiaalregistratie en dichtheidaanpassing. |
[Verschuiving PCL-afbeelding] -instellingen |
Omschrijving |
---|---|
[Verschuiving afbeelding in invoerrichting van zijde 1] [Verschuiving afbeelding in tegengestelde invoerrichting van zijde 1] [Verschuiving afbeelding in invoerrichting van zijde 2] [Verschuiving afbeelding in tegengestelde invoerrichting van zijde 2] |
Met deze instellingen kunt u de beeldverschuiving opgeven. Als u voorbedrukt materiaal met gemarkeerde gebieden voor specifieke tekst gebruikt, kan het voorkomen dat de uitlijning niet klopt. Met deze instelling kunt u variabele gegevens, zoals namen en adressen, ook beter op de pagina uitlijnen. Er zijn instellingen voor de invoerrichting en de tegengestelde invoerrichting in combinatie met de velzijde. U kunt de beeldverschuiving ook aanpassen op het bedieningspaneel. |
Instellingen voor kleurbeheer |
Omschrijving |
---|---|
[Standaard CMYK-invoerprofiel], [Standaard monochroom CMYK-invoerprofiel], [Standaard RGB-invoerprofiel], [Standaard monochroom RGB-invoerprofiel] |
Selecteer een standaardinvoerprofiel voor de vier soorten invoerprofielen. |
[Rendering intent] |
Selecteer de rendering intent. |
[Afdrukken in kleur of zwart-wit] |
Met deze instelling geeft u aan hoe opdrachten worden afgedrukt: in zwart-wit of kleur. |
[Zwart behouden] |
Gebruik deze instelling om puur zwart waar mogelijk te behouden. Puur zwart behouden betekent dat de kleur zwart voor 100% uit de inktkleur zwart bestaat. Wanneer puur zwart behouden niet mogelijk is of als deze functie is uitgeschakeld, bestaat de kleur zwart uit een combinatie van cyaan, magenta, gele en zwarte inkt. |
[Rasters] |
Geef het raster op. |
Gebruik de instelling [Standaardmateriaalformaat als in lade] om op te geven welke papierlade het standaardmateriaalformaat gebruikt. Selecteer hiertoe een van de beschikbare papierladen. U koppelt logische laden (aangegeven door een nummer van 1 tot 16) aan fysieke papierladen. De printer gebruikt materiaal dat aan deze fysieke papierladen is toegewezen. Het planbord geeft aan welk materiaal wordt gebruikt door de opdracht.
Geef de logische ladewaarden op voor alle fysieke papierladen die door de opdrachten worden gebruikt.
U koppelt logische laden (aangegeven door een nummer van 1 tot 36) aan materiaal uit de materiaalcatalogus. De printer wijst de logische lade toe aan de fysieke papierladen die dat materiaal bevatten. Het planbord geeft aan welk materiaal wordt gebruikt door de opdracht.
Gebruik de instelling [Standaardmateriaalformaat als in lade] om op te geven welk materiaal het materiaalformaat bepaalt.
Gebruik de instelling [Item materiaalcatalogus] om materiaal uit de materiaalcatalogus te selecteren.
Gebruik de instelling [Invoerrichting] om de invoerrichting van het materiaal te selecteren.
Gebruik de instelling [Materiaalafdrukmodus] om de modus voor materiaal afdrukken van het geselecteerde materiaal te selecteren. De optie [Use PCL Default] verwijst naar de instelling [Materiaalafdrukmodus] in de lijst met PCL-instellingen.
Invoerladen met hetzelfde materiaal als de lade die is opgegeven voor de opdracht worden automatisch verbonden. Wanneer een van de papierladen dan leeg is, wordt het afdrukken voortgezet vanuit een andere papierlade die hetzelfde materiaal bevat.