Loading

De geavanceerde materiaalinstellingen wijzigen

Inleiding

Met de geavanceerde materiaalinstellingen kunt u op bepaalde speciale materialen afdrukken.

Wanneer alle standaardwaarden van de geavanceerde materiaalinstellingen zijn ingesteld, wordt bij de knop voor [Geavanceerde materiaalinstellingen] het woord [Standaard] weergegeven. Nadat u een of meer instellingen hebt gewijzigd, wordt op deze knop het woord [Aangepast] weergegeven.

De standaardwaarden zijn als volgt: de [Modus lage temperatuur] is [Uit], [Herkenning dubbele vellen] is [Aan], de [Modus voor speciaal papier] is [Uit] en de [Papierkwaliteit] is ingesteld op [Normaal].

In dit gedeelte wordt beschreven wanneer u het beste de geavanceerde materiaalinstellingen kunt wijzigen. In dit gedeelte wordt ook beschreven hoe u de instellingen kunt wijzigen.

Over deze taak

Instelling

Wanneer gebruiken

[Modus lage temperatuur]

  • Voorbedrukt: Het systeem kan zonder problemen omgaan met voorbedrukt materiaal als de richtlijnen voor voorbedrukt materiaal en inkt in acht worden genomen. Neem contact op met uw lokale Canon-vertegenwoordiger om een exemplaar van deze richtlijnen op te vragen. In het geval dat materiaal of inkt wordt gebruikt, dat niet in de richtlijnen voorkomt, kan het gebruik van voorbedrukt materiaal leiden tot ongewenste problemen met de afdrukkwaliteit. Om afdrukkwaliteitsproblemen uit te stellen, is de optie [Modus lage temperatuur] op de printer beschikbaar. Geadviseerd wordt de [Modus lage temperatuur] in te schakelen wanneer er problemen zijn met het verwerken van voorbedrukt materiaal. De tijd tussen problemen met de afdrukkwaliteit wordt hierdoor aanzienlijk vergroot (voor bepaalde temperatuurgevoelige inktsoorten; er is geen garantie dat dit voor elke inktsoort geldt.

    Geadviseerd wordt de [Modus lage temperatuur] in te schakelen wanneer u voorbedrukt materiaal verwerkt.

    Het kan enkele minuten duren totdat [Modus lage temperatuur] wordt bereikt.

    Schakel de [Modus lage temperatuur] niet in indien u materiaal gebruikt dat zwaarder is dan 120 g/m2. Dit kan leiden tot problemen met afdrukken.

  • Een bijkomend voordeel (naast ondersteuning van voorbedrukte vellen) is energiebesparing. De voorverwarmer werkt bij een lagere temperatuur.

[Herkenning dubbele vellen]

Bij de detectie van dubbele vellen wordt u gewaarschuwd als twee of meer vellen tegelijk worden gescheiden van de materiaalstapel in een papierlade. Het is niet altijd handig om detectie van dubbele vellen in te schakelen, bijvoorbeeld wanneer u transparanten met een voorblad gebruikt. Vervolgens kunt u de [Herkenning dubbele vellen] instellen op [Uit]. [Herkenning dubbele vellen] is standaard ingesteld op [Aan].

[Modus voor speciaal papier]

Glanzend materiaal kan een sorteer- of nietfout in het afwerkstation veroorzaken. U kunt de [Modus voor speciaal papier] instellen op [Aan] om de fout te voorkomen. De printer wordt hierdoor minder productief. De [Modus voor speciaal papier] is standaard ingesteld op[Uit]. Wanneer u de [Modus voor speciaal papier] instelt op [Aan] en de printerstatus [Afdrukken...] is, wordt op het dashboard het bericht weergegeven dat de modus voor speciaal papier is ingeschakeld.

De [Modus voor speciaal papier] is alleen beschikbaar op printers die zijn uitgerust met de optionele afwerkingseenheid (zie De uitvoerlocaties).

[Papierkwaliteit]

Goed materiaal kunt u het beste uitvoeren met de hoogste papierkwaliteitsinstelling: [Normaal].

Materiaal met een lagere kwaliteit wat betreft papierstof, zoals bepaalde papiersoorten voor boeken, laten mogelijk meer papierstof achter in de printer. Dit kan leiden tot fictieve afbeeldingen op afdrukken direct na de reinigingsprocedure voor zwarte afbeeldingen of tot fictieve afbeeldingen van voorgaande afdrukken. Wanneer u materiaal van mindere kwaliteit gebruikt, kunt u de afdrukkwaliteit (met betrekking tot fictieve afbeeldingen) verbeteren door de waarde van de instelling [Papierkwaliteit] in te stellen op [Laag] of eventueel op [Lager]. Dit zal de productiviteit echter met respectievelijk 5% en 10% doen afnemen.

Raadpleeg het hoofdstuk Problemen oplossen voor meer informatie (zie Oplossen van problemen).

[Papierkwaliteittest]

Deze test helpt u te controleren of de juiste instelling voor [Papierkwaliteit] wordt gebruikt. In Settings Editor kunt u het materiaal voor deze test kiezen. Het wordt aanbevolen hetzelfde materiaal als voor de opdracht te kiezen. In andere gevallen kiest u het materiaal dat minimaal zo breed is als het gebruikte materiaal. Zodra u [Papierkwaliteittest] start, stuurt de printer 5 lege vellen van het geselecteerde materiaal naar de systeemuitvoer. Dit gebeurt na elke vijf reinigingsprocedures voor zwarte afbeeldingen. Dit kan 2500, 1250 en 1000 vellen inhouden wanneer de instelling [Papierkwaliteit] is ingesteld op respectievelijk [Normaal], [Laag] en [Lager] De test stopt vervolgens en de afdrukopdracht gaat zonder onderbreking verder.

Controleer de laatste (vijfde) set van de lege vellen om te zien of de instelling [Papierkwaliteit] het afdrukproces voldoende reinigt. De vellen mogen geen vlekken bevatten.

OPMERKING

Wanneer het systeem in stand-bymodus komt voordat de [Papierkwaliteittest] is voltooid, begint de [Papierkwaliteittest] opnieuw.

Voordat u begint

  1. Druk op de knop [Systeem] op het bedieningspaneel.

  2. Druk op [Installatie].

  3. Druk op de knop [Geavanceerde materiaalinstellingen] in het gedeelte [Geavanceerd].

  4. Geef de onderhoudspincode op wanneer u een instelling wijzigt.

    OPMERKING

    Op het bedieningspaneel wordt u gevraagd om de onderhoudspincode op te geven als een onderhoudscode is opgegeven in de Settings Editor.