Het is belangrijk om het materiaal te controleren en voor te bereiden voordat u het in de papierladen plaatst. In dit onderwerp leest u hoe u de volgende materialen controleert en voorbereidt:
Papier
Enveloppen
Transparanten
Let er bij het vastpakken van papier op dat u uw handen niet snijdt aan de randen van het papier.
Sla papier niet op plaatsen op waar het wordt blootgesteld aan open vuur. Het papier kan in brand raken en zo brandwonden of brand veroorzaken.
Als er instructies voor het plaatsen en bewaren op de verpakking van het papier staan, volgt u deze instructies op.
Als u afdrukt op materiaal dat vochtig is geworden, kan er stoom uit het uitvoergebied van de printer komen. Dit komt doordat het vocht in het papier verdampt door de hoge temperatuur in de afdrukmodule.
Gebruik voor uitvoer van hoge kwaliteit papier dat wordt aanbevolen door Canon.
Sommige commercieel beschikbare materiaalsoorten zijn niet geschikt voor uw printer. Neem contact op met een erkende Canon-dealer voor het bestellen van materiaal.
Actie |
||
---|---|---|
1 |
Zorg ervoor dat de materiaalspecificaties overeenkomen met de specificaties van de papierlade. (Materiaalspecificaties, Papierinvoerspecificaties) |
|
2 |
Controleer of het materiaal in goede staat is. BELANGRIJK
Plaats het volgende materiaal niet. Hierdoor kan een papierstoring optreden.
|
|
3 |
Verwijder de verpakking en waaier de vellen papier meerdere keren uit. BELANGRIJK
U moet dun papier, gerecycled papier, voorgeperforeerd papier, zwaar papier, transparanten en tabbladen goed uitwaaieren voordat u het plaatst. |
|
4 |
Zorg dat de randen van de vellen op één lijn liggen. |
|
5 |
Wanneer het papier gekruld is, strijkt u het glad. |
|
6 |
Verpak het resterende materiaal stevig in de originele verpakking en bewaar het op een droge plaats, uit de buurt van direct zonlicht of hoge temperaturen. |
U kunt enveloppen plaatsen in alle papierladen en in de specialiteiteninvoer.
Druk niet af op de achterkant (de kant met de klep) van enveloppen.
Plaats de volgende soorten enveloppen niet. Dit kan leiden tot een papierstoring, vuile afgedrukte uitvoer of vuile printeronderdelen:
Gekrulde, gekreukte of gevouwen enveloppen
Erg dikke of dunne enveloppen
Vochtige of natte enveloppen
Gescheurde enveloppen
Onregelmatig gevormde enveloppen
Enveloppen met sluitingen of vensters
Enveloppen die al gesloten zijn
Enveloppen met gaten of perforaties
Enveloppen met speciaal gecoate oppervlakken
Enveloppen van gekleurd papier met oppervlaktebehandeling
Enveloppen die zelfklevend zijn of inkt, lijm of andere substanties bevatten die kunnen smelten, verbranden, verdampen of geuren uitstoten door de hitte van de fixeereenheid (ongeveer 200 °C). Gesmolten lijm kan enveloppen afsluiten.
Als er een temperatuurverschil is tussen de opslaglocatie en de locatie waar de enveloppen worden bedrukt, breng de enveloppen dan op tijd naar de afdruklocatie.
Transparanten hebben een verschillende voor- en achterzijde. Zorg ervoor dat u transparanten zodanig plaatst dat de printer op de voorzijde afdrukt.
Plaats geen transparanten terwijl de printer bezig is met afdrukken. Hierdoor kan een papierstoring optreden.
Gebruik alleen transparanten die bestemd zijn voor uw printer. Andere transparanten kunnen leiden tot beschadiging van de printer.
Pak alleen de randen van de vellen vast en raak het afdrukoppervlak niet aan.
Als transparanten aan elkaar kleven, waaier dan de stapel zeer goed uit en plaats niet meer dan 100 vellen. Gebruik nieuwe transparanten wanneer er een papierstoring optreedt.
Neem afgedrukte transparanten onmiddellijk uit de uitvoerlade om gevouwen transparanten te voorkomen. Hierdoor kan een papierstoring optreden.
Verpak het resterende materiaal stevig in de originele verpakking en bewaar het op een droge plaats, uit de buurt van direct zonlicht of hoge temperaturen.