Dit onderwerp bevat de volgende instructies.
Naar de aanpassingen van de afdrukkwaliteit gaan
Aanpassen wanneer en hoe lang de fixatieband moet worden gereinigd
Een kleurzweem op een witte achtergrond verwijderen
Ongewenste witte hiaten tussen kleurvlakken verwijderen
Afdrukkwaliteit op zwaar papier verhogen bij een lage temperatuur
Ongelijkmatige glans verwijderen
Gedeeltelijke vervormingen of ongewenste dunne witte lijnen verwijderen
Gekartelde contouren vloeiender weergeven
Productiviteit voor opdrachten met zwaar materiaal verhogen
Productiviteit voor opdrachten met gecoat materiaal verhogen
De frequentie van de gradatieaanpassing tijdens afdrukken verhogen
Documenten met zeer dunne lijnen scannen
Open Settings Editor en ga naar: .
Ga naar [Aanpassingen afdrukkwaliteit].
[De fixatieband wordt na het afdrukken van een bepaald aantal vellen automatisch gereinigd. U kunt zelf de frequentie en duur voor elke reiniging instellen. Raadpleeg de onderhoudshandleiding voor de exacte betekenissen van de niveaus.]
Gebruik de optie [Niveau automatisch reinigen fixatieband] om aan te passen wanneer en hoe lang de fixatieband moet worden gereinigd.
Pas het standaardniveau aan.
Klik op [OK].
U kunt de kleurzweem verwijderen die tijdens het afdrukken of kopiëren optreedt op de witte achtergrond.
Gebruik de volgende opties om een kleurzweem te verwijderen.
[Kleurzweem corrigeren: Cyaan]
[Kleurzweem corrigeren: Magenta]
[Kleurzweem corrigeren: Geel]
[Kleurzweem corrigeren: Zwart]
Klik op [OK].
Voer een kalibratie van de printer en materiaalfamilie uit.
[Als direct volgend op een rastergebied een gebied met intense kleuren wordt gekopieerd of afgedrukt, kunnen er witte vlakken voorkomen tussen de afbeeldingen. Met deze functie kunt u die witte vlakken voorkomen. Voer een automatische gradatieaanpassing uit als u de instellingen hebt gewijzigd. Waarde 1 en 2: Selecteer op welk punt het witte vlak moet worden voorkomen. Waarde 3: Selecteer wanneer u terug wilt gaan naar de oorspronkelijke afbeelding (standaard).]
Gebruik de optie [Witte vlakken corrigeren] om witte hiaten tussen gebieden te verwijderen.
Pas het standaardniveau aan.
Klik op [OK].
Voer een automatische gradatieaanpassing (AGA) uit.
[Als u afdrukt op zwaar papier bij een lage temperatuur worden de toners mogelijk op de eerste 10 vellen papier niet goed opgebracht in gebieden met afbeeldingen van hoge dichtheid. U kunt dit probleem verhelpen voor de afdruksnelheid gedurende een bepaalde tijdsduur te vertragen. Een hoger niveau betekent een betere toepassing van toner, maar een lagere afdruksnelheid.]
Gebruik de optie [Modus lage temperatuur omgeving] om de afdrukkwaliteit op zwaar papier te verhogen bij een lage temperatuur.
Klik op [OK].
[Als de temperatuur van de fixatie-eenheid excessief stijgt, kan er ongelijkmatige glans optreden. Verlaag de waarde om de ongelijkmatige glans te beperken.]
Gebruik de optie [Ongelijkmatige glans corrigeren] om de ongelijkmatige glans te verminderen.
Klik op [OK].
[In een omgeving met een hoge temperatuur of vochtigheid kunnen gedeeltelijke vervormingen of dunne witte lijnen worden weergegeven op afgedrukte afbeeldingen. U voorkomt dit probleem door de drumtemperatuur van de fotogeleider aan te passen.]
Met de optie [Drumtemperatuur aanpassen] kunt u gedeeltelijke vervormingen of ongewenste dunne witte lijnen verwijderen.
Klik op [OK].
[Met deze instelling worden gekartelde contouren van donkere tekens, lijnen, figuren, foto's en afbeeldingen vloeiender weergegeven. Met deze instelling corrigeert u de kleurverschuiving in de uitvoer.]
Gebruik de optie [Speciale effening] om gekartelde contouren vloeiender weer te geven.
Klik op [OK].
[Deze instelling wordt gebruikt wanneer u zwaar papier (221 g/m2 - 300 g/m2) gebruikt. Wanneer deze instelling is ingeschakeld, wordt de productiviteit verhoogd, maar in bepaalde gevallen wordt de kleur-, glans- en fixatiekwaliteit beïnvloed.]
Gebruik de optie [Prioriteit van productiviteit of kwaliteit voor zwaar materiaal] om de productiviteit te verhogen voor opdrachten met zwaar materiaal.
Klik op [OK].
[Standaard (standaard): stabiele beeldkwaliteit zonder dat dit ten koste gaat van de productiviteit. Productiviteit: wanneer u afdrukt op gecoat papier 1 tot 4 (enkelzijdig gecoat papier, dubbelzijdig gecoat papier, mat gecoat papier), wordt de productiviteit verhoogd, maar wordt in sommige gevallen de glanskwaliteit beïnvloed. Glanskwaliteit: wanneer u afdrukt op gecoat papier 1 tot 3 (enkelzijdig gecoat papier, dubbelzijdig gecoat papier, mat gecoat papier), wordt de glanskwaliteit verhoogd, maar wordt in sommige gevallen de productiviteit beïnvloed.]
Gebruik de optie [Prioriteit van productiviteit of glanskwaliteit voor gecoat materiaal] om de productiviteit te verhogen voor opdrachten met gecoat materiaal.
Klik op [OK].
[Standaard (standaard): selecteer deze modus wanneer u dun (minder dan 128 g/m2) en zwaar papier (meer dan 129 g/m2) gebruikt. Dun papier: selecteer deze modus wanneer u voornamelijk dun papier gebruikt. Zwaar papier: selecteer deze modus wanneer u voornamelijk zwaar papier gebruikt. Met de instellingen voor dun en zwaar papier is een hogere productiviteit mogelijk dan met de standaardinstelling. Kwaliteit: de afdrukkwaliteit wordt verbeterd, maar in sommige gevallen neemt de productiviteit af.]
Gebruik de optie [Prioriteit van productiviteit of beeldkwaliteit voor gecombineerde materialen] om de afdrukkwaliteit te verhogen voor opdrachten met materiaal van verschillende formaten.
Klik op [OK].
[Gebruik de instelling om de automatische gradatieaanpassing tijdens het afdrukken in te schakelen. Met deze procedure verbetert u de stabiliteit van de beeldkwaliteit, maar verlaagt u de productiviteit van de printer. Daarom kunt u de frequentie instellen waarmee de procedure wordt uitgevoerd.]
Gebruik de optie [Gradatieaanpassing tijdens afdrukken] om de frequentie van de gradatieaanpassing tijdens afdrukken te verhogen.
Klik op [OK].
Ga naar de optie [Voorkomen van uitlopen].
Schakel de instelling voor het scannen van documenten met zeer dunne lijnen uit.
Klik op [OK].