Loading

Lijnen of rand van strook

Inleiding

Rand van strook. Twee aangrenzende stroken/passages van de printkop moeten zonder overlapping (donkere lijnen) of spleet (witte lijnen) worden gepositioneerd.

Beschrijving probleem

Oorzaak

Actie

OD lijnen op de randen van stroken.

OD van de lijnen varieert gewoonlijk binnen de print (van links naar rechts of van lijn tot lijn).

Meestal slechter gedurende de 1e meter.

Een materiaalkalibratie uitvoeren.

Zeer scherpe lijn(en), geen OD variatie binnen print en alleen voor een enkele mono-kleur (en bijbehorende gemengde kleuren).

Dit wordt veroorzaakt door een defect van een nozzle op de rand van de strook en is niet te wijten aan papiervoortgang.

Automatisch onderhoud + optimalisatie nozzle uitvoeren.

Zie Automatisch onderhoud starten.

Voor sommige (snelle) printmodus-printmateriaalcombinaties zullen altijd glans /OD lijnen op randen van stroken aanwezig zijn.

Onafhankelijk van papiervoortgangsfouten, alhoewel papiervoortgangsoptimalisatie de zichtbaarheid ervan kan verminderen.

Rolkerntandwiel beschadigd of versleten. Een nieuw onderdeel bestellen en het tandwiel vervangen.

Handmatige optimalisatie van de papiervoortgangscorrectie kan de zichtbaarheid verminderen, zie De materiaalinstellingen wijzigen.

Schakel om naar een tragere afdrukmodus, zie Een afdrukmodus selecteren.

Volg de onderstaande aanwijzingen op. U kunt op elk gewenst moment stoppen als het probleem is opgelost.

Lijnen of rand van strook

Procedure

  1. De plaat en bufferplaat reinigen, zie De plaat reinigen en De bufferplaat reinigen.
  2. Controleren of de materiaalkwaliteit ok is. Als dit niet zo is, ander materiaal proberen.

    Controleer of de instelling voor [Materiaaldikte] in d RIP correct is.

  3. Een materiaalkalibratie uitvoeren. Het materiaal kalibreren. Een materiaalkalibratie zal de door de materiaalvoortgang veroorzaakte donkere of lichtere lijnen in de 1e meter (40") van de print tot het minimum beperken.
  4. Ervoor zorgen dat de instelling [Automatic advance correction] in de RIP is ingeschakeld. Geavanceerde markeringen gebruiken. De materiaalinstellingen wijzigen.
  5. De vacuüminstellingen controleren, zie De materiaalinstellingen wijzigen.
  6. Voer handmatig of periodiek onderhoud uit met [Automatische nozzle-optimalisatie].
  7. Een afdrukmodus met hogere kwaliteit selecteren. Een afdrukmodus selecteren.

Volgende stappen

Als het probleem nog steeds niet is opgelost, neemt u contact op met een toepassingsspecialist of uw servicemedewerker.