De optionele invoegeenheid kan maximaal 200 vellen (80 g/m² / 22 lb bond), voorbladen of inschietvellen bevatten. De printer kan geen vellen afdrukken die worden ingevoerd door de invoegeenheid. Gebruik dezelfde invoerrichting in de bovenste en de onderste lade.
Beschrijving van invoegeenheid |
|
---|---|
1 |
Bovenste lade om materiaal te plaatsen. |
2 |
Onderste lade om materiaal te plaatsen. |
3 |
Klep van onderste lade voor toegang tot de onderste lade. |
4 |
Schuifgeleiders om het materiaal op de juiste positie in de lade te plaatsen. |
5 |
Voorklep voor toegang tot het papierpad wanneer er een papierstoring optreedt. |
Volg de instructies zorgvuldig op. Wanneer u het materiaal niet correct plaatst, kan dat leiden tot een papierstoring, vuile printeronderdelen of slechte afdrukkwaliteit.
Let er bij het vastpakken van papier op dat u uw handen niet snijdt aan de randen van het papier.
Controleer het materiaal en bereid het voor. (Materiaal controleren en voorbereiden vóór het plaatsen)
Schakel indien nodig de slaapstand van de printer uit. (De printer inschakelen, activeren en uitschakelen)
Actie |
||
---|---|---|
1 |
Schuif de papiergeleiders tot het formaat van het materiaal. Wanneer u de onderste lade gebruikt, opent u eerst de klep van de onderste lade. |
![]() ![]() ![]() |
2 |
Plaats het papier met de afdrukzijde naar boven in de invoegeenheid. Wanneer u de onderste lade gebruikt, sluit u de klep van de onderste lade. Gebruik de invoerinstructie wanneer u voorbedrukt papier gebruikt. (Invoerinstructie voor nieten, ponsen en vouwen) ![]() Zorg dat de materiaalstapel niet hoger is dan de markering voor de maximumcapaciteit ( |
![]() ![]() |
Verpak het resterende materiaal stevig in de originele verpakking en bewaar het op een droge plaats, uit de buurt van direct zonlicht of hoge temperaturen.