Loading

Opdrachten doorsturen configureren

Dit onderwerp bevat de volgende instructies.

  • Opdrachten doorsturen inschakelen

  • Andere externe printers configureren voor het doorsturen van opdrachten

  • Het doorsturen van opdrachten naar externe printers die niet zijn geconfigureerd inschakelen

Wat het doorsturen van opdrachten inhoudt

Operators kunnen opdrachten doorsturen met de menuoptie [Doorsturen] op het bedieningspaneel en in PRISMAsync Remote Manager.

Opdrachten doorsturen

Als u operators in staat wilt stellen opdrachten van een daadwerkelijke printer naar andere printers door te sturen, moet u het doorsturen van opdrachten inschakelen op die printer.

Deze andere printers kunnen de volgende printers zijn:

  • Printers die horen bij het PRISMAsync Remote Manager-printercluster waartoe de printer behoort.

  • Printers die als een externe printer in Settings Editor van de daadwerkelijke printer zijn geconfigureerd.

  • Printers die de operator opgeeft tijdens het doorsturen van opdrachten.

Opdrachten doorsturen inschakelen

Voer deze procedure uit op alle printers waarop operators opdrachten mogen doorsturen.

  1. Open de Settings Editor en ga naar: [Workflow]  → [Externe printers].

  2. Klik op [Externe printers].

  3. Klik op [Configureren].

    Printers voor het doorsturen van opdrachten
  4. Schakel het selectievakje [Opdrachten doorsturen inschakelen] in.

    Opdrachten doorsturen configureren
  5. Klik op [OK].

Andere externe printers configureren voor het doorsturen van opdrachten

Voer deze procedure uit op alle printers waarop operators opdrachten kunnen doorsturen naar externe printers die zijn geconfigureerd in Settings Editor.

  1. Ga naar: [Workflow]  → [Externe printers].

    Printers voor het doorsturen van opdrachten
  2. Klik op [Toevoegen].

  3. Geef de printernaam of het IP-adres op in het tekstveld [Hostnaam/IP-adres].

    Printer voor het doorsturen van opdrachten toevoegen
  4. Gebruik het veld [Weergavenaam] om de printernaam op te geven die wordt weergegeven in het dialoogvenster voor het doorsturen van opdrachten.

  5. Klik op [OK].

Resultaat:

De toegevoegde printer kan worden geselecteerd.

Opdrachten doorsturen naar niet-geconfigureerde externe printers

Het doorsturen van opdrachten naar externe printers die niet zijn geconfigureerd inschakelen

Voer deze procedure uit op alle printers waarop operators opdrachten kunnen doorsturen naar externe printers die niet zijn geconfigureerd in Settings Editor. Operators kunnen de optie [Andere printer] gebruiken om de hostnaam of het IP-adres van de externe printer handmatig op te geven.

De optie [Andere printer] op het bedieningspaneel

  1. Open de Settings Editor en ga naar: [Workflow]  → [Externe printers].

  2. Klik op [Externe printers].

  3. Klik op [Configureren].

  4. Schakel het selectievakje [Het doorsturen van opdrachten naar andere externe printers toestaan] in om opdrachten te kunnen doorsturen naar externe printers die niet zijn geconfigureerd.

    Opdrachten doorsturen naar niet-geconfigureerde externe printers
  5. Klik op [OK].