Op het tabblad [Geavanceerde instellingen] kunt u de standaardwaarden voor geavanceerde opties voor de toepassing selecteren.
U kunt de logbestanden ook exporteren.
Om de geavanceerde instellingen te herstellen klikt u op [Geavanceerde instellingen herstellen] onder in het gedeelte [Geavanceerde instellingen].
Als u de logbestanden wilt exporteren, klikt u op [Exportlogs] onderin het gedeelte [Geavanceerde instellingen].
Instelling |
Actie |
---|---|
[Ook HP- GL/2-gegevens printen als deze buiten het gebied vallen dat door het PS-commando wordt gedefinieerd] |
Vink deze optie aan om ook HP-GL/2-bestanden te printen als deze gegevens bevatten die buiten het bereik vallen zoals opgegeven door het PS-commando (Plot Size). |
[Automatische detectie van de printers] |
Vink deze optie aan om automatisch de ondersteunde printers te detecteren die op het gebruikte subnet zijn aangesloten. |
[De controlefrequentie van de Hot Folders] |
De toepassing controleert of er nieuwe bestanden in de Hot Folders staan. Selecteer het tijdsinterval voor de controles. |
[Domeinnaam weergeven in gebruikersnaam] |
Vink deze optie aan om ook de domeinnaam van de gebruiker weer te geven |
[Demomodus inschakelen] |
Vink de optie aan om PRISMAproduce Tech in demomodus weer te geven. Deze mogelijkheid is alleen beschikbaar als er geen printers zijn aangesloten. In de bovenste menubalk wordt 'Demomodus' weergegeven achter PRISMAproduce Tech. In demomodus kunt u verbinding maken met vier virtuele printers. Opdrachten die naar een printer zijn verzonden, verschijnen in de lijst met verzonden opdrachten, maar worden niet afgedrukt. Een sjabloon die is gemaakt voor een echte printer kan niet worden geïmporteerd in de demomodus. Om de demomodus af te sluiten, koppelt u alle printers af en vinkt u de optie uit. |
[Tolerantiemarge voor materiaalselectie] |
Selecteer de tolerantiemarge die wordt gebruikt voor de materiaalselectie. |
[Opvraagfrequentie voor printerinformatie] |
De toepassing controleert op gezette tijden of de printerstatus en de status van verzonden opdrachten worden bijgewerkt door de software van de printercontroller. Selecteer het tijdsinterval voor de controles. |
[Time-out voor automatische legendadetectie] |
Selecteer de tijd die de toepassing kan gebruiken om de legenda te detecteren. |
[Niveau logbestand] |
Selecteer het gewenste niveau van logboekregistratie. |
[LPR-tracering] |
Selecteer welke details moeten worden opgeslagen in het traceringsbestand.
|